7 december 2023
Charles-Henri de Streel, bedrijfsrevisor, Raadslid van het IBR
Christophe D’hondt, Diensthoofd Boekhouding & ICT van het IBR
Zoals u weet, bepaalt artikel 26 van de wet van 7 december 2016 tot organisatie van ons beroep, dat de bedrijfsrevisoren [en de in België geregistreerde auditkantoren] jaarlijkse bijdragen betalen ter financiering van de werkingskosten van het Instituut, waarvan het bedrag door de algemene vergadering van het Instituut wordt vastgesteld binnen de grenzen en volgens de modaliteiten bepaald in het huishoudelijk reglement van het Instituut.
Het koninklijk besluit van 22 februari 2019 dat het huishoudelijk reglement van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren vaststelt, stelt in artikel 2 dat zij een aanvullende veranderlijke bijdrage betalen, die wordt berekend steunend op de omzet gerealiseerd in België en/of op het aantal commissarismandaten, en dat deze bijdrage niet hoger mag zijn dan 2 procent van de aan btw onderworpen jaarlijkse omzet en op een minimumbedrag kan worden vastgelegd.
Jaarlijks bepaalt de algemene vergadering het bedrag van de vaste bijdrage en ook, in voorkomend geval, het percentage van de veranderlijk bijdrage. Dit percentage bedraagt momenteel 1,3 % (ongewijzigd sinds 2010).
Het huishoudelijk reglement stelt ook de regels vast die van toepassing zijn op de voorschotten op de in de loop van het jaar opgevraagde bijdragen en de andere algemene regels die van toepassing zijn op de inning van deze bijdragen.
De algemene vergadering van april 2023 heeft de begroting en de grondslag voor de inning van de veranderlijke bijdrage goedgekeurd:
“(...) Wat de veranderlijke bijdrage in de werkingskosten van het Instituut betreft, werd voorgesteld om deze vast te stellen op 1,30 % (ongewijzigd sinds 2010) van de in de loop van het burgerlijk jaar 2023 gefactureerde honoraria met betrekking tot:
Bovendien werd voorgesteld om deze veranderlijke bijdrage aan te vullen met een bijkomende bijdrage van 40 EUR (ongewijzigd sinds 2010) per commissarismandaat. (...)”.
De door de leden gefactureerde honoraria voor opdrachten die uitsluitend aan de bedrijfsrevisoren worden toevertrouwd, zoals commissarismandaten, inbrengen in natura en quasi-inbrengen, zijn allemaal opgenomen in de grondslag voor de inning van de veranderlijke bijdrage.
De gedeelde opdrachten, zoals beperkte nazichten, vereffeningen, omzettingen, fusies/splitsingen, opdrachten onderworpen aan de effectennorm, opdrachten met betrekking tot optieplannen, liquiditeits- en solvabiliteitstesten, enz., worden ALLEEN in de berekeningsgrondslag opgenomen indien ze door de commissaris van de vennootschap werden uitgevoerd. Als zodanig moeten ze deel uitmaken van de omzet die aan het Instituut wordt meegedeeld voor de inning van de veranderlijke bijdrage.
De contractuele opdrachten, assurance-opdrachten die buiten het kader van het commissarismandaat worden uitgevoerd (controle overeenkomstig de KMO-norm), worden niet in de berekeningsgrondslag voor de veranderlijke bijdrage opgenomen in die zin dat het gaat om met de gecertificeerde accountants gedeelde opdrachten die niet aan de bedrijfsrevisoren zijn voorbehouden.
Het is echter meer dan waarschijnlijk dat de wet zal bepalen dat het College instaat voor de kwaliteitscontrole met betrekking tot duurzaamheidsaudits, zoals dit momenteel het geval is voor de controle van financiële informatie.
Ter waarborging van het begrotingsevenwicht van het instituut is het misschien een optie om aan de algemene vergadering van het Instituut voor te stellen om het huishoudelijk reglement aan te passen zodat de grondslag voor de inning van de veranderlijke bijdrage wordt uitgebreid tot deze nieuwe opdrachten. Zo zouden mogelijke bijkomende kosten in verband met het publiek toezicht kunnen worden gedekt, met behoud van een evenwicht tussen de verschillende types bedrijfsrevisorenkantoren.
Dit lijkt ons een goed debat om te voeren in de Raad en vervolgens tijdens de algemene vergadering om het voortbestaan van ons Instituut veilig te stellen.