5 oktober 2023
In geval van huiszoeking bij bepaalde beroepsbeoefenaars die houder zijn van beroepsgeheimen vereist de gebruikelijke procedure dat de onderzoeksrechter wordt vergezeld door een vertegenwoordiger van de tuchtoverheid van de betrokken beroepsbeoefenaar. Het doel van deze begeleiding is zich te vergewissen van de naleving van het beroepsgeheim.
Met betrekking tot het beroep van bedrijfsrevisor, werd deze praktijk geformaliseerd in een omzendbrief van het College van procureurs-generaal waarin wordt bepaald dat een lid van de Raad van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren (IBR) de huiszoeking in het kantoor en op het domicilie van de bedrijfsrevisor moet bijwonen en dat dit lid onafhankelijk moet zijn ten aanzien van de personen betrokken bij de procedure.
Sinds de inwerkingtreding van de wet van 7 december 2016 is het toezicht op bedrijfsrevisoren echter toevertrouwd aan het College van toezicht op de bedrijfsrevisoren. Een protocol ondertekend op 12 september 2018 tussen het College en het IBR bepaalde dat het Instituut de huiszoekingen van zijn leden zou blijven begeleiden.
Het College heeft het IBR op 20 september 2023 in kennis gesteld van zijn beslissing om deze delegatie in te trekken en deze opdracht met onmiddellijke ingang over te nemen.
Bijgevolg zullen bedrijfsrevisoren die het voorwerp uitmaken van een huiszoeking in de toekomst worden vergezeld door een vertegenwoordiger van het College, wiens taak het zal blijven om zich te vergewissen van de naleving van het beroepsgeheim.