9 september 2022

Fernand Maillard, bedrijfsrevisor

 

Op 18 oktober 2021 heeft de Ondernemingsrechtbank Gent (afdeling Dendermonde) een zeer interessant vonnis uitgesproken in het kader van een vennootschap die binnen de drie jaar na haar oprichting failliet ging, met een kapitaal (vandaag zouden we spreken van eigen inbreng) dat bij de aanvang duidelijk ontoereikend was. Naast de verantwoordelijkheid van de oprichters werden ook de economische beroepsbeoefenaar (in voorkomend geval een accountant) die de oprichters had bijgestaan bij het opstellen van het financieel plan en de notaris aangevallen en veroordeeld.

Het opstellen van een financieel plan mag niet licht worden opgevat!

Het eerste probleem is dat, hoewel het financieel plan boekhoudkundig correct was (de berekeningen waren correct), uit lezing van de statuten van de vennootschap blijkt dat de in het financieel plan beschreven activiteit niet tot het maatschappelijk doel van de vennootschap behoorde.

Tweede probleem: uit het voorgelegd financieel plan blijkt ab initio dat het kapitaal van de vennootschap ontoereikend is om haar activiteiten te starten en dat de situatie onvermijdelijk tot een faillissement zal leiden.

De economische beroepsbeoefenaar, een accountant, wordt uiteindelijk het volgende verweten:

  • Hij heeft als beroepsbeoefenaar niet de samenhang tussen de ontwikkelde activiteit en het maatschappelijk doel van de vennootschap geverifieerd.
  • Hij heeft zijn cliënt niet in kennis gesteld van het feit dat het voorgelegd financieel plan onvermijdelijk tot het faillissement van de vennootschap zou leiden.

Uiteindelijk handelde de beroepsbeoefenaar dus niet met voorzichtigheid en uit voorzorg en hield hij zich niet aan de regels van de kunst, zoals men van een beroepsbeoefenaar zou verwachten.

Een bijkomend, en niet onbelangrijk, punt is de (ongelukkige) poging van de economische beroepsbeoefenaar om zich te beroepen op de exoneratieclausule in zijn opdrachtbrief. En dit is een punt om over na te denken: een clausule van uitsluiting van aansprakelijkheid ontslaat de beroepsbeoefenaar niet van de verplichting om de opdracht volgens de regels van de kunst uit te voeren. De rechtbank heeft deze uitsluiting van aansprakelijkheid terecht niet aanvaard en de beroepsbeoefenaar veroordeeld tot gedeeltelijke vergoeding van de oprichter.

Een gedetailleerde en geannoteerde lezing van dit arrest door F. MERTENS (“Oprichtersaansprakelijkheid wegens kennelijk ontoereikend aanvangsvermogen : kan de cijferberoeper als zondebok dienen ?”) is te vinden in TRV-RPS 2022, 327-347 (noot onder Orb. Gent (afdeling Dendermonde), 18 oktober 2021).

Tot slot moet worden opgemerkt dat het opstellen van een financieel plan verder gaat dan het louter opstellen van financiële prognoses, dat een professionele analyse moet worden uitgevoerd en dat de rol van de economische beroepsbeoefenaar deze is van een voorzichtige en geïnformeerde adviseur die de aandacht van zijn cliënt moet vestigen op de risico's die hij vaststelt of zou moeten vaststellen. Het herinnert er ons ook aan dat de opdrachtbrief goed moet worden opgesteld en dat de exoneratieclausules de aansprakelijkheid in feite niet volledig beperken. Er kan een parallel worden getrokken met de bevestigingsbrieven die wij als bedrijfsrevisor onze cliënten vragen te ondertekenen: dit ontslaat de bedrijfsrevisor niet van het uitvoeren van al zijn controles en verificaties.