3 maart 2022

Marc Bihain, secretaris-generaal IBR

 

In november jongstleden is de Europese Commissie een grootscheepse enquête gestart naar corporate governance en de rol van de auditors. De recente, zij het zeer zeldzame, maar spectaculaire schandalen in grote ondernemingen in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk staan niet los van dit initiatief van de Europese Commissie.

Het is betreurenswaardig dat ons beroep slechts 5 jaar na de tenuitvoerlegging van de hervorming van de audit  ter discussie wordt gesteld.

Het is echter positief nieuws dat de Europese Commissie voor een meer holistische benadering heeft gekozen en governance en interne en externe controleprocedures bij de financiële verslaggeving van hoge kwaliteit in haar overwegingen wil betrekken.

Het is ook opmerkelijk om vast te stellen dat de Europese Commissie in dit stadium geen tekst voorstelt en zich beperkt tot een zeer  open vragenlijst, waarbij de deelnemers voorstellen kunnen maken.

Na uitvoerige besprekingen heeft het IBR deze vragenlijst beantwoord.

Zonder op alle details van deze enquête in te gaan, zou ik drie hoofdlijnen van onze reactie willen belichten:

  • In de eerste plaats is het IBR van mening dat hervormingen in de controleprocedures voor financiële verslaggeving evenwichtig moeten zijn en ook betrekking moeten hebben op corporate governance. Alleen als deze governance wordt versterkt en geprofessionaliseerd, zullen de risico's op fraude en slechte verslaggeving worden verminderd. Het IBR roept bijvoorbeeld op tot de oprichting van competente en  echt onafhankelijke auditcomités die onderworpen zijn aan een specifiek publiek toezicht.
  • Een tweede overweging betreft de integratie van de controle van financiële en niet-financiële verslaggeving. Het IBR pleit voor een echte integratie van deze twee controles. De commissaris is ideaal geplaatst om de controle van niet-financiële informatie uit te voeren en het verband te leggen met de financiële verslaggeving. Elke andere aanpak zal immers leiden tot het risico op “greenwashing”. Zonder een grondige, doeltreffende en geïntegreerde controle van de financiële en niet-financiële informatie van ondernemingen zullen de ambitieuze Europese doelstellingen inzake koolstofneutraliteit nooit worden gehaald.
  • Een derde bedenking betreft de complexiteit van de Europese en nationale bepalingen inzake audit. Deze complexiteit vloeit voort uit de talrijke opties die de Europese Verordening nr. 537/2014 betreffende specifieke eisen voor de wettelijke controles van financiële overzichten van organisaties van openbaar belang van 2014 biedt. Zowel bedrijfsrevisorenkantoren als gecontroleerde ondernemingen hebben behoefte aan duidelijkheid. Het IBR pleit daarom voor meer samenhang tussen de regels die van toepassing zijn op audits van organisaties van openbaar belang en voor het vermijden van de extraterritoriale effecten ervan.

Deze enkele bedenkingen en de andere die wij in de aan de Europese Commissie voorgelegde vragenlijst hebben opgenomen, zijn bedoeld om de essentiële rol in herinnering te brengen die de auditors ten dienste van het algemeen belang spelen teneinde de goede werking van onze markteconomie te waarborgen.

Ter herinnering: in België controleren de bedrijfsrevisoren 27.000 vennootschappen en verenigingen, die bijna driekwart van de in ons land geproduceerde toegevoegde waarde genereren. Deze door ons gecontroleerde vennootschappen zorgen voor 66% van de banen in de privésector.

Het beroep van bedrijfsrevisor is derhalve een fundamentele schakel in de productie van financiële gegevens van hoge kwaliteit. Het is onontbeerlijk voor de goede werking van de economie. Wij begrijpen heel goed dat zo'n essentieel beroep sterk gereglementeerd is. Een goede  regelgeving mag evenwel niet resulteren in een wirwar van ingewikkelde en soms tegenstrijdige regels. Evenmin mogen wij, als onafhankelijke auditors, veranderen in hulpkrachten van de administratie.

Naast zijn controleopdracht moet het beroep van bedrijfsrevisor ook een adviserende rol omvatten. Het moet multidisciplinair en aantrekkelijk blijven voor de jongere generatie. Wij zijn ervan overtuigd dat met een adequaat wettelijk kader, een goede deontologie en een hoog ethisch niveau, de audit een beroep met een hoge toegevoegde waarde blijft, dat zinvol is en aantrekkelijk is voor de beste jonge academici.

Het is met deze beginselen in het achterhoofd dat het IBR de evolutie van de wetgeving inzake governance en audit zal blijven opvolgen, zowel op Europees als op Belgisch niveau, waarbij de verdediging van de belangen van ons mooie beroep ten dienste van alle actoren van de economie centraal blijft staan.