13 april 2023

Fernand Maillard, bedrijfsrevisor

 

De wet van 12 maart 2023 (BS 23 maart 2023) brengt meerdere wijzigingen aan in de btw-wetgeving. Deze evolutie zal leiden tot enkele veranderingen in de gewoonten ter zake, die enigszins buiten het voorkeursdomein van de bedrijfsrevisor ligt. Deze veranderingen zullen hoofdzakelijk in werking treden op 1 januari 2024,waarbij andere artikelen om voor de hand liggende praktische redenen in werking treden op 1 februari 2024 (dus na de invoering van de btw-aangiften van december 2023 en het 4de kwartaal 2023).

Eerste wijziging: het gaat eigenlijk om een nieuwigheid die (door invoeging van een art. 53 § 1ter Wbtw), het equivalent introduceert van een vorm van forfaitaire belasting zoals we die kennen in de PB of de VenB. De administratie zal voortaan een voorstel tot vervangende aangifte kunnen doen in geval van niet-indiening van de btw-aangifte binnen de vereiste termijn, na afloop van een periode van drie maanden na de aangifteperiode (uitzonderingen: wanneer de belastingplichtige niet als zodanig voor btw-doeleinden is geïdentificeerd, wanneer de belastingplichtige de aangifte heeft ingediend vóór de kennisgeving van deze vervangende aangifte of wanneer de rechten van de schatkist in het gedrang komen).

De administratie zal zich dan baseren op het hoogste bedrag aan verschuldigde belasting dat in de aangiften betreffende de twaalf maanden voorafgaand aan de aangifteperiode is vermeld met betrekking tot de aangifte die niet binnen de vereiste termijn is ingediend, met een minimumbedrag van € 2.100. De belastingplichtige heeft vervolgens een maand de tijd om een correcte aangifte in te dienen, bij gebreke waarvan de vervangende aangifte definitief wordt. Tegen de definitieve vervangende aangifte kan de belastingplichtige nog bezwaar aantekenen. Dit zal uiteraard niet beletten dat de administratie de correcte toepassing van de voor de aangifteperiode verschuldigde belasting met betrekking tot de vervangende aangifte controleert en zo nodig het bedrag corrigeert.

Tweede wijziging: artikel 62 Wbtw stelt de termijn vast om te antwoorden op de verzoeken om inlichtingen van de administratie, namelijk binnen één maand vanaf de derde werkdag volgend op de verzending van het verzoek om inlichtingen. Één maand is dezelfde termijn als voor dePB en de VenB. Deze termijn wordt verkort tot tien dagen indien de rechten van de schatkist in het gedrang komen of indien het verzoek wordt gedaan in het kader van de verificatie van het terug te geven belastingoverschot.

Derde wijziging: de invoering (door de wijziging van art. 62 en 67 Wbtw)van een vorm van ambtshalve belasting zoals in de PB of de VenB. Ofwel wanneer een belastingplichtige zijn aangifte(n) niet heeft ingediend, of de door het Btw-Wetboek of de uitvoeringsbesluiten ervan opgelegde verplichtingen geheel of gedeeltelijk niet is nagekomen, ofwel niet heeft geantwoord op verzoeken om inlichtingen. In deze gevallen  zal de administratie de door die persoon verschuldigde belasting ambtshalve kunnen vastleggen op basis van het vermoedelijke bedrag van de door die persoon verrichte handelingen in de maand(en) waarop de onregelmatigheid betrekking heeft.

Vierde wijziging: de vervanging (door invoeging van een artikel 83bis Wbtw) van de lopende btw-rekening door een “Provisierekening btw” waarop het btw-overschot van de aangiften zal worden geboekt wanneer niet om teruggave van dit overschot is verzocht (voor zover dit overschot niet in mindering is gebracht) alsook elk bedrag dat op deze Provisierekening btw is gestort volgens de modaliteiten vastgesteld bij een nog uit te vaardigen koninklijk besluit.

De bedragen die op de Provisierekening btw zijn geboekt, kunnen door de belastingplichtige worden teruggevorderd.

Er is ook een wijziging van art. 47 Wbtw: wanneer tijdens de aangifteperiode het bedrag van de toegestane aftrek het bedrag van de verschuldigde belasting overschrijdt, wordt het overschot dat niet wordt teruggevraagd, op de Provisierekening btw geboekt en niet langer op een rekening-courant. Er is echter nog een koninklijk besluit nodig om het minimumbedrag te bepalen dat op deze provisierekening moet worden geboekt.

Boekhoudkundige gevolgen: het zal dus nodig zijn om De btw waarvoor om teruggave wordt verzocht en de Provisierekening btw te splitsen in twee afzonderlijke rekeningen.

De belastingplichtige zal ook uitdrukkelijk moeten vermelden of hij teruggave wenst van het in zijn btw-aangifte opgenomen btw-overschot: de teruggave zal pas plaatsvinden na aftrek van de door deze belastingplichtige verschuldigde belasting. Als er een vermoeden is van onjuiste gegevens in een aangifte of een gebrek aan antwoord op de verzoeken om inlichtingen van de administratie om het bestaan van dit overschot te rechtvaardigen, blijft het bedrag op de Provisierekening btw geboekt.

De wet van 12 maart 2023 brengt ook andere praktische wijzigingen aan in het Btw-Wetboek en in het “Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen” (waaronder de betaling van belastingschulden via domiciliëring, de valutadatum van betalingen aan de administratie, en de methoden voor de overdracht van op de lopende btw-rekeningen geboekte bedragen naar de Provisierekening btw) die te lang zouden duren om in deze column in detail te beschrijven.