12 april 2022

Camille Luxen, juriste IBR

 

De hervorming van het Burgerlijk Wetboek, waartoe de Minister van Justitie in 2015 de aanzet heeft gegeven, wordt voortgezet. Sinds de wet van 13 april 2019 tot invoering van een Burgerlijk Wetboek en tot invoeging van boek 8 "Bewijs" in dat Wetboek[1] , heeft de wetgever de wet van 4 februari 2020 aangenomen die Boek 3 "Goederen"[2] van het Burgerlijk Wetboek brengt. Deze eerste twee boeken van het nieuw Burgerlijk Wetboek zijn in werking getreden op respectievelijk 1 november 2020 en 1 september 2021.

Een nieuwe stap werd onlangs gezet, want de wet van 19 januari 2022 over Boek 2, Titel 3, "Relatievermogensrecht" en Boek 4 "Nalatenschappen, schenkingen en testamenten" van het Burgerlijk Wetboek werd op 14 maart 2022 in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd.

De bepalingen betreffende het huwelijksvermogensrecht, het erfrecht en de schenkingen en testamenten waren namelijk al hervormd door de wetten van 31 juli 2017 en 22 juli 2018. Daarom had de Minister van Justitie een deskundige opdracht gegeven een voortdurende codificatie van de wet uit te voeren[3] om deze bepalingen in het nieuw Burgerlijk Wetboek op te nemen.

Boek 2, Titel 3: Relatievermogensrecht

Boek 2 van het nieuw Burgerlijk Wetboek moet uiteindelijk drie titels bevatten: Personen, Familie en Relatievermogensrecht. De bovengenoemde wet van 19 januari 2022 integreert Titel 3 “Relatievermogensrecht” van Boek 2 in het nieuw Burgerlijk Wetboek. De werkzaamheden voor de codificatie van de eerste twee titels zijn echter nog aan de gang (er is nog geen ontwerptekst in het Parlement ingediend).

Het aldus gecodificeerde deel heeft alleen betrekking op huwelijksvermogensstelsels, en dus (voorlopig althans) niet op bepalingen inzake wettelijk samenwonen.

In grote lijnen werd de hervorming van het huwelijksvermogensstelsel van 2018 beheerst door drie doelstellingen:

  1. Verduidelijking van de regels van het wettelijk stelsel, met name de regels betreffende de eigen en de gemeenschappelijke goederen van de echtgenoten (met name wat betreft individuele levensverzekeringen, schadevergoedingen en schadeloosstellingen voor arbeidsongevallen, beroepsgoederen, aandelen en cliënten).
  2. Een beter wettelijk kader voor de regeling van de scheiding van goederen en de clausules die de echtgenoten daaraan kunnen toevoegen. Een aantal maatregelen die van toepassing waren op het gemeenschapsstelsel, zijn nu van toepassing op het stelsel van scheiding van goederen (met name wat betreft de verdeling, de toepassing van de theorie van de huwelijksvoordelen en de erfrechten ab intestat van de langstlevende echtgenoot). De wetgever heeft ook besloten de clausules te regelen die de echtgenoten in hun huwelijkscontract kunnen opnemen om de gevolgen van de scheiding van goederen te verzachten. Ten slotte wordt een nieuw recht op schadeloosstelling ingevoerd, waardoor het stelsel van scheiding van goederen kan worden gecorrigeerd en verzacht door een zekere solidariteit tussen de echtgenoten in te voeren.
  3. Het zoeken naar een nieuw evenwicht betreffende de het statuut van de langstlevende echtgenoot. De wetgever heeft de maatschappelijke veranderingen opgemerkt en de rechten van de langstlevende echtgenoot, die nu concurreert met de meer verre verwanten van de overledene, willen versterken. A contrario zijn, om rekening te houden met het bestaan van nieuw samengestelde gezinnen, de mogelijkheden om de langstlevende echtgenoot in onderlinge overeenstemming te onterven, ook uitgebreid.

Boek 4: Nalatenschappen, schenkingen en testamenten

De bovengenoemde wet van 19 januari 2022 voert ook een Boek 4 "Nalatenschappen, schenkingen en testamenten" in het nieuw Burgerlijk Wetboek in.

De hervorming van deze materie, die in 2017-2018 werd uitgevoerd, was opgebouwd rond vier hoofdthema's:

  1. De wijziging van de regels met betrekking tot de erfelijke reserve. Enerzijds wordt de reserve van de ouders afgeschaft en anderzijds wordt de reserve van de kinderen gewijzigd: alle kinderen genieten voortaan van een wettelijke reserve die de helft van het vermogen van de overledene vertegenwoordigt. Praktisch gezien geeft dit meer vrijheid om schenkingen of legaten te doen aan personen die door de overledene gekozen zijn.
  2. De wijziging van de regels met betrekking tot de melding van giften en de aanpassing van de regels met betrekking tot de verdeling. Het systeem van de melding van giften garandeert de gelijkheid tussen de erfgenamen van de overledene, waarbij het principe als volgt is: de schenker geeft alleen tijdens zijn leven een voorschot op zijn erfenis, voor zover de schenking bij zijn overlijden in de nalatenschap in aanmerking zal worden genomen (om tot de verdeling van de erfenis te kunnen overgaan) en op het erfdeel van de begunstigde zal worden aangerekend. Dit systeem leidde tot praktische moeilijkheden: in principe moesten onroerende schenkingen in natura worden aangegeven (d.w.z. dat het huis in zijn geheel materieel naar de nalatenschap moest terugkeren), wat soms een bron van moeilijkheden was voor het kind dat woonde in het huis dat het voorwerp van de schenking was. Bovendien kan de waarde van een geschonken goed sterk schommelen tussen het tijdstip van de schenking en het tijdstip van de verdeling van de nalatenschap (en dus het tijdstip waarop het kind de schenking moet "terugbrengen" in de nalatenschap).

    Voortaan worden schenkingen alleen in aanmerking genomen wat de waarde in de nalatenschap betreft. Als we dus het vorige voorbeeld nemen, dan is een kind dat een gebouw als schenking heeft gekregen, er nu zeker van dat hij het kan houden (hij hoeft het niet meer in natura terug te brengen), maar de waarde van dit gebouw zal toch steeds van het erfdeel van het kind worden afgetrokken.

    Wat de waarde van het goed betreft, bepaalt de wet nu dat het de waarde op het ogenblik van de schenking is (dus zoals vermeld in de schenkingsakte), geïndexeerd op het ogenblik van het overlijden, die in aanmerking zal worden genomen voor de verdeling.

  3. De versoepeling van het verbod op overeenkomsten over toekomstige erfopvolging. Vóór de hervorming was het sluiten van overeenkomsten over toekomstige erfopvolgingen eenvoudigweg verboden (op enkele uitzonderingen na), op straffe dat zo'n overeenkomst als nietig werd beschouwd. De wetgever wilde dit verbod versoepelen. Ouders en kinderen kunnen nu onder bepaalde voorwaarden overeenkomsten over erfopvolging sluiten.

Deze twee nieuwe boeken zullen in werking treden op 1 juli 2022. Voorlopig blijven de andere boeken van het nieuw Burgerlijk Wetboek ontwerpversies. De stand van zaken van de hervorming kan worden geraadpleegd op de website van de FOD Justitie[4].

Er wordt trouwens op nuttige wijze verwezen naar de ICCI-publicatie 2020-01 Impact van de wijzigingen in het burgerlijk recht op het beroep van bedrijfsrevisor, waarvan hoofdstuk 1 handelt over de hervorming van het huwelijksvermogensrecht, en hoofdstuk 2 over de hervorming van het erfrecht[5] , en de impact daarvan voor de bedrijfsrevisoren.


[1] Voor meer informatie over de hervorming van het bewijsrecht, zie E. Danis en V. Vandenbussche, “Hoofdstuk 4: Hervorming van het bewijsrecht”, in ICCI (ed.), Impact van de wijzigingen van het burgerlijk recht op het beroep van bedrijfsrevisor, Antwerpen, Maklu, 2020, cf.  Impact van de wijzigingen in het burgerlijk recht op het beroep van bedrijfsrevisor (icci.be).

[2] Voor meer informatie over de hervorming van het zakenrecht, zie E. Vanderstappen, "Nieuw Boek 3 Goederen Burgerlijk Wetboek: enkele nieuwigheden van belang voor de revisorale praktijk", 27 mei 2021, gepubliceerd op de website van het IBR: Nieuw Boek 3 Goederen Burgerlijk Wetboek (ibr-ire.be); zie ook, V. Sagaert, "Het nieuwe goederenrecht en de eventuele impact op hun waardering", TAA nr. 73, december 2021, cf. TAA-73 (icci.be).

[3] Dit betekent dat de bestaande regels van verschillende akten worden samengebracht en geordend in één akte, verenigd door een gemeenschappelijk concept, zonder nieuwe regels te creëren. De wijzigingen van formele aard die in dit verband zijn toegestaan, zijn dus de aanpassing van de nummering van de artikelen, de invoering van een eenvormige terminologie en zelfs de volledige herformulering van een bepaling, op voorwaarde dat zij geen gevolgen hebben voor de juridische draagwijdte van die bepaling.