Een waarderingsmethode selecteren is geen exacte wetenschap. De vermogensbenadering bijvoorbeeld houdt enkel rekening met het verleden en is dus beperkt. De DCF-benadering houdt wel rekening met de toekomst maar kan dan weer leiden tot een te optimistisch beeld. De bedrijfsrevisor kan u helpen bij het maken van de keuze van de juiste waarderingsmethode op maat van uw onderneming.
De waarderingsmethoden hieronder zijn niet exhaustief, maar zijn voorbeelden.
De intrinsieke waarde, of boekwaarde, is de waarde van
de activa geherwaardeerd aan de actuele waarde, verminderd met alle
schulden en voorzieningen. Deze methode wordt ook het aangepast
netto-actief (ANC) genoemd.
Een onderneming is ten minste haar eigen vermogen waard, onder voorbehoud van:
Bovendien bestaat er een liquidatiewaarde,
hetgeen inhoudt dat de onderneming al haar activa verkoopt en al haar
schulden terugbetaalt. Het overschot stemt overeen met de waarde van de
onderneming. Deze methode berust op de billijke marktwaarde van het
actief verminderd met alle passiefbestanddelen.
De
vermogensbenadering wordt over het algemeen gekozen voor de waardering
van patrimoniumvennootschappen (vastgoedvennootschappen, holdings),
ondernemingen met een laag rendement of ondernemingen in moeilijkheden,
of voor het bepalen van een drempelwaarde. De vermogensbenadering is
echter geen geschikte methode wanneer wordt aangenomen dat er ook
rekening moet worden gehouden met een goodwill gebaseerd op het
rendement van de onderneming.
Voor andere ondernemingen wordt
deze waarde een goodwill geteld waarbij de goodwill wordt berekend op
basis van de actualisering van de overwinst. De overwinst is het
verschil tussen de winst van de onderneming en het normaal rendement op
de investering nl. aan een risicovrije interestvoet.
Bij deze methode wordt aangenomen dat de waarde van de onderneming
bepaald wordt door wat zij zal opleveren, op basis van de actualisering
van de toekomstige vrije kasstromen. Voor deze methode worden de meest
waarschijnlijke toekomstige kasstromen bepaald en geactualiseerd op de
datum van waardering teneinde de contante waarde van de kasstromen vast
te stellen.
Deze methode van de geactualiseerde kasstroom, ook
bekend onder de term Discounted Cash Flow (DCF), is zeer ruim aanvaard
als waarderingsmethode en geeft aan dat de waarde van een actief gelijk
is aan "wat het oplevert". Deze methode bestaat erin om via een
actualisering te komen tot een netto contante waarde van de verwachte
toekomstige kasstromen van een activiteit.
Het bedrag stemt
overeen met de prijs die een koper bij een transactie bereid zou zijn te
betalen voor een bepaalde investering, omdat hij er van uitgaat dat met
dit bedrag aan investering de kosten van zijn kapitaalinleg (schuld en
eigen vermogen) zal gedekt worden. In deze benadering is de waarde van
de onderneming (WO) gelijk aan de som van haar verwachte vrije
kasstromen geactualiseerd aan een verdisconteringsvoet.
Er zijn
twee periodes te onderscheiden. Een eerste periode is de
projectieperiode. De tweede periode is een restperiode omdat de
onderneming na de projectieperiode ook nog kasstromen genereert die
bijdragen tot de waarde
U vindt de berekeningen van de
verdisconteerde kasstromen (discounted cashflows) ook in de presentatie
van Prof. Tom Vanacker, Universiteit Gent, over 'De verschillende waarderingsmethoden', die werd gegeven op de studiedag van 23 oktober 2014 - IBR.
Hierna volgt de methode van de verdisconteerde kasstromen (discounted cashflow) zoals overgenomen uit zijn presentatie:
Er zijn ondernemingen of projecten die volledig met eigen vermogen gefinancierd zijn en ondernemingen of projecten die deels met eigen middelen en deels met vreemde middelen werken. Dit heeft een invloed op de verdisconteringsvoet.
Bron: Prof. Tom Vanacker, Universiteit Gent, over 'De verschillende waarderingsmethoden', studiedag georganiseerd op 23 oktober 2014 door het IBR.
Bij de berekening van de "equity DCF" gaat men uit van de vrije kasstromen die enkel toekomen aan de aandeelhouders (FCFE) maal een verdisconteringsvoet. Dit is terug te vinden in het CAPM model (capital asset pricing model). De gebruike verdisconteringsvoet is opgebouwd uit een risicovrije rente en een risico-opslag waarin het marktrisico wordt uitgedrukt. De risico-opslag bestaat uit het product van de bèta maal een risicopremie. De bèta geeft het sectoriaal risico weer en de risicopremie wordt bepaald door van de marktreturn de risicovrije rente af te trekken. Extra risicopremies moeten toegevoegd worden voor KMO's.
De waarde van de onderneming wordt bepaald door de vrije cash flow die toekomt aan het eigen vermogen en het vreemd vermogen (FCFF) te verdisconteren aan de WACC.
De "WACC" (Weighted average cost of capital) of gewogen gemiddelde kapitaalkost wordt berekend door de kosten van het eigen vermogen en van het vreemd vermogen te 'wegen' naar het aandeel dat elk vermogenstype in de totale bedrijfsfinanciering heeft. Voor de wegingscoëfficiënt worden enkel de interest dragende schulden weerhouden. Bovendien kan worden gewerkt met de toekomstige kapitaalstructuur en de te verwachten kost van de interest dragende schulden.
Deze methode wordt vaak beschouwd als de meest relevante methode omdat zij rekening houdt met strategische en economische elementen, ontwikkelingsvooruitzichten en de rendabiliteitsvereiste van de investeerders. Dit vereist een relevante diagnose van de aangekondigde vooruitzichten en van de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de waardering (kasstroom, eindwaarde, gewogen gemiddelde kapitaalkost).
Het vergelijkingsonderzoek kan worden verricht op basis van:
Er kan ook gebruik gemaakt worden van een vereenvoudigde methode, zijnde de methode van de multiples,
Tijdens zijn presentatie gegeven in oktober 2014, heeft Tom Vanacker in dit verband verduidelijkt:
De methode is correct indien:
De moeilijkheid van deze methoden ligt in het samenstellen van een homogene steekproef, het verzamelen van vergelijkbare financiële informatie en het zoeken naar relevante gegevens (stabiele/onstabiele economische context).
Er kan een waarde worden toegekend aan de toekomstige opbrengsten uit de overname. De waarde van de exploitatie wordt verkregen door een mutiple toe te passen op de bedrijfswinsten en voor de niet voor bedrijfsuitoefening noodzakelijke vermogensbestanddelen tegen de geldende marktwaarde.
De rentabiliteitswaarde bepaalt de waarde op basis van een actualisatie van de toekomstige winsten aan een verdisconteringsvoet. De toekomstige winsten worden afgeleid uit een analyse en normalisatie van historische cijfers al dan niet met groeifactor of op basis van een budget.
Enkel de winsten worden in acht genomen en niet de cash flow waardoor deze methode beperkt is.
De verdisconteringsvoet wordt bepaald door gebruikmaking van de risicovrije rentevoet (rentevoet voor overheidsobligaties) en toevoeging van een risicopremie.
De rendementswaarde volgens het dividend discount model (model van Gordon en Shapito)
Het dividend cash flow model berekent de waarde op basis van een actualisatie van dividenden die de aandeelhouder oneindig zal krijgen.
Deze
zogenaamde methode van de rendementswaarde verdient niet de voorkeur
omdat deze zeer beperkt is maar kan nuttig blijken bij de waardering van
KMO's.
De dividenden kunnen slechts in aanmerking worden genomen onder de volgende voorwaarden:
Het uitgangspunt is dat de dividenden
moeten overeenkomen met een echt rendement op het vermogen geïnvesteerd
door aandeelhouders en dat ze eeuwigdurend zijn.
Waarde vennootschap = D1/(1+i ) + D2/(1+i)2 +….Dn/(1+I)n + Wv/(1+i)n
Het gaat om waarderingsmethoden voor de organisatie van de onderneming.
De kostenanalyse (via de analytische boekhouding) maakt het niet
mogelijk om de financiële stromen binnen de onderneming te waarderen,
maar wel meer specifiek om de schaalvoordelen en synergieën van de
organisatie te waarderen op basis van de analyse van haar kosten
verdeeld per activiteit of analyse.
Bepaalde ondernemingen,
waaronder KMO's, moeten op een meer specifieke wijze worden geanalyseerd
want de historische waarde van bepaalde vermogensbestanddelen opgenomen
in de rekeningen van de onderneming is geen nauwkeurige weergave van de
werkelijke waarde van de activa. Het doel is derhalve om de
verschillende bestanddelen te waarderen in functie van hun werkelijke
waarde – de marktwaarde – in de mate dat deze afzonderlijke bestanddelen een significante invloed hebben op de totale waarderings-methoden van de onderzochte onderneming.
Een waardebepaling is subjectief en de waarderingsmethoden voor ondernemingen zijn talrijk en gevarieerd. Daarom is het interessant om een vergelijking te maken tussen de verschillende verkregen waarden. Zo kan bepaald worden welke methoden het meest gepast zijn en op grond van welke weging zij leiden tot een definitieve waarde of een waarderingsvork.
Er kan rekening gehouden worden met de vier basiscategorieën van waarderingstechnieken doch niet lukraak.
Vaak
worden de DCF modellen, waarbij de juiste kasstromen in overeenstemming
worden gebracht met de juiste verdisconteringsvoet en de juiste
groeivoet, als het meest passend ervaren.
Er moet echter
bijzondere aandacht worden besteed aan de cijfergegevens omdat de
boekhouding en het voorzichtigheidsprincipe van de boekhoudwetgeving
niet altijd de juiste bedrijfseconomische realiteit weerspiegelen.
De
prijs is een subjectief resultaat die volgt uit een onderhandeling
tussen partijen en die van de waardebepaling kan verschillen omwille van
de doelstellingen van de koper zoals bijvoorbeeld synergie, het belang
van het pakket aandelen of andere.
Ten slotte mag niet worden
vergeten dat bij een bedrijfsovername de koper een vrij goed beeld moet
hebben van de totale financiële middelen die hij aan dit project zal
moeten toewijzen en hoe hij de financiële structuur zal opbouwen. De
financiële middelen moeten niet enkel de betaling van de overnameprijs
mogelijk maken maar ook noodzakelijke bijkomende investeringen.
Voor meer informatie, download de algemene beginselen met betrekking tot de gekozen en uitgesloten waarderingsmethoden, afhankelijk van de aard van de onderzochte onderneming.