Communicatiedienst

Jan Laplasse
diensthoofd

 

 

 

T. 02 509.00.33
E. j.laplasse@ibr-ire.be

8 december 2010

Dient de audit in KMO’s te worden afgeschaft? Is het normaal dat een onderneming haar eigen controleur benoemt en vergoedt? Dient aan een auditkantoor te worden verboden om na een bepaalde periode in hetzelfde auditkantoor te blijven? Al deze vragen (38 in totaal), die het auditberoep dooreenschudden, worden door de Europese Commissie in haar Groenboek gesteld.

Het Instituut van de Bedrijfsrevisoren (IBR) heeft zijn antwoorden voorbereid na raadpleging van alle leden van het beroep in België die werden uitgenodigd bij te dragen hetzij schriftelijk, hetzij mondeling in vergaderingen. Deze antwoorden werden unaniem goedgekeurd door de Raad van het Instituut (samengesteld uit 14 leden waarvan zes afkomstig uit de Big Four en acht uit kleine of middelgrote kantoren) op zijn vergadering van 3 december 2010.

Het auditberoep is zich bewust van zijn rol om in het algemeen belang te handelen

Het auditberoep in België is zich bewust van zijn rol om in het algemeen belang te handelen en  deelt de algemene doelstelling van de Europese Commissie om de rol van de auditor te verduidelijken. Het beroep is voorstander van het uitoefenen van een grotere rol, bijvoorbeeld met betrekking tot toekomstgerichte informatie, in functie van de verwachtingen van de gebruikers van financiële overzichten en van de belanghebbenden, op voorwaarde dat duidelijke en nauwkeurige referentiekaders worden uitgewerkt (Welke toekomstgerichte informatie dient te worden gecontroleerd? Over welke periode?) en dat de aansprakelijkheid van auditors op Europees niveau wordt beperkt (naar het voorbeeld van hetgeen in België reeds in werking is).

De financiële crisis werd niet veroorzaakt door tekortkomingen in de uitvoering van de audit

Het Instituut van de Bedrijfsrevisoren is bereid om bij te dragen tot de inspanningen om de financiële transparantie en de auditkwaliteit te verhogen. Het beroep deelt echter niet de algemene aanpak van het groenboek dat de rol van de externe auditor isoleert. Deze laatste is slechts een schakel van de financiële ketting waarbinnen de belangrijkste rol is voorbehouden aan het management van ondernemingen en hun ondernemingsraad. In Europa en België zijn er overigens geen aanwijzingen dat tekortkomingen in de uitvoering of in de rapportering van audits, of de niet-naleving van de onafhankelijkheidsregels de financiële crisis zouden hebben veroorzaakt of ertoe zouden hebben bijgedragen.

Benoeming en vergoeding van zijn eigen auditor

Het Instituut van de Bedrijfsrevisoren brengt in herinnering dat sinds meerdere jaren wettelijke vereisten van kracht zijn, aangepast aan de Europese en internationale context, met als doel het vrijwaren van de onafhankelijkheid van de auditor ondanks zijn benoeming en vergoeding door de gecontroleerde entiteit. Zo beschikt de ondernemingsraad bijvoorbeeld over een vetorecht omtrent het voorstel tot benoeming van het bestuursorgaan aan de algemene vergadering.

De toepassing van deze onafhankelijkheidsregels wordt trouwens reeds gecontroleerd door aan het beroep externe organen (Kamer van verwijzing en instaatstelling en tuchtorganen) die in de laatste twee jaar hun doeltreffende werking hebben bewezen.

De audit van KMO’s

Het Instituut van de Bedrijfsrevisoren stelt vast dat er in België een consensus bestaat over het niet-inperken van de audit van KMO’s. Bij dit overleg werden in de eerste plaats representatieve KMO-organisaties betrokken. De toegevoegde waarde van auditors binnen KMO’s is soms immers groter dan binnen grotere vennootschappen, meer bepaald voor wat het toezicht op de continuïteit van de activiteiten betreft. Voor het overige is de auditor voor bedrijfsleiders van KMO’s een gesprekspartner die zij graag raadplegen.

Het Instituut is van mening dat goed deugdelijk bestuur, waaronder een doeltreffende controle van financiële informatie door een onafhankelijk deskundige, geen exclusieve eis van grote vennootschappen mag zijn. Waarom zouden immers enkel grote vennootschappen voordeel mogen trekken uit de positieve impact van goed deugdelijk bestuur en derhalve van een verbeterde kwaliteit van financiële informatie en een lagere kapitaalskost?

Er mag ten slotte ook niet uit het oog worden verloren dat de sub-prime crisis in de Verenigde Staten zich ook heeft voorgedaan binnen kleine instellingen waarvan de rekeningen niet werden gecontroleerd.

De rotatie van het auditkantoor

Het Instituut van de Bedrijfsrevisoren is geen voorstander van een externe rotatie van het auditkantoor in de zin van een algemene verplichting tot wijziging van kantoor na een bepaalde periode.

De wetenschappelijke literatuur wijst op de nadelen van een dergelijke maatregel: verlaging van de auditkwaliteit, toename van de auditkost zonder toegevoegde waarde gekoppeld aan deze eventuele verplichting van externe rotatie, enz. De “interne” rotatie (d.w.z. de rotatie van de binnen het kantoor verantwoordelijke bedrijfsrevisor natuurlijke persoon), die in het kader van de Europese richtlijn van 2006 in genoteerde vennootschappen, banken en verzekeringsondernemingen werd ingevoerd, is trouwens ruimschoots voldoende om eventuele niet-gewenste gevolgen van het behoud van hetzelfde kantoor over een lange periode te beheren.

Enkele niet te verwaarlozen beginselen

In zijn antwoorden op het Groenboek wenst het Instituut tevens de aandacht te vestigen op een aantal elementen die soms worden verwaarloosd. Het betreft in het bijzonder het feit dat het “nulrisico” voor aandeelhouders en andere belanghebbenden nooit zal bestaan. Indien men de audit wil uitbreiden naar andere gebieden, moet men aanvaarden hiervoor een prijs te betalen. Bovendien zal, met het oog op het behoud van de auditkwaliteit, een halte moeten worden geroepen aan het vernietigen van diens economische basis via een verlaging van de honoraria.

Hierbij vindt u de commentaren van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren op het Groenboek van de Europese Commissie in het Nederlands en het Engels.