19 maart 2024
Persbericht
Inge Vanbeveren, adjunct-secretaris-generaal IBR
De laatste weken wordt er meer en meer geschreven over de nieuwe duurzaamheidsvereisten die Europa oplegt aan grote vennootschappen en beursgenoteerde KMO’s. Dat is logisch, vermits de Belgische wet die deze Europese richtlijn (CSRD) moet omzetten op heel korte termijn zal ingediend worden in de Kamer. Die Europese richtlijn moet tegen 6 juli 2024 door de Lidstaten omgezet zijn.
Als rechtstreeks betrokkene vinden we het noodzakelijk om het debat te voeren op basis van correcte informatie. Het is daarbij cruciaal om duidelijk te maken wat het verschil is tussen een verplichte en een vrijwillige assurance in deze materie.
De CSRD, of Corporate Sustainability Reporting Directive, is een Europese richtlijn die tot doel heeft de transparantie en vergelijkbaarheid van duurzaamheidsrapportering door ondernemingen te vergroten.
De CSRD is van toepassing op grote vennootschappen en beursgenoteerde KMO’s die actief zijn binnen de Europese Unie. Het betreft vennootschappen met meer dan 250 werknemers, een balanstotaal van 25 miljoen euro en een jaarlijkse omzet van 50 miljoen euro, evenals beursgenoteerde KMO’s.
De CSRD vereist dat de hieraan onderworpen bedrijven uitgebreide informatie verstrekken over duurzaamheidsaspecten, waaronder milieuprestaties, sociale en werknemersgerelateerde zaken, mensenrechten, anti-corruptie- en omkopingzaken en diversiteit in bestuursorganen.
De CSRD vereist dat de bovengenoemde vennootschappen (en enkel deze) verplichte assurance krijgen over hun duurzaamheidsrapportage. Deze assurance moet worden verstrekt door externe assurance-verstrekkers. In de huidige stand van het voorontwerp van wet tot omzetting van de CSRD zal dit de eerste drie jaren verstrekt worden door de commissaris of een andere bedrijfsrevisor. Deze assurance zorgt voor geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van de gerapporteerde informatie.
Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen assuranceopdrachten met een beperkte mate van zekerheid (‘limited assurance’) en assuranceopdrachten met een redelijke mate van zekerheid (‘reasonable assurance’). Bij een assuranceopdracht met een beperkte mate van zekerheid voert de bedrijfsrevisor minder verificaties uit dan bij een opdracht met een redelijke mate van zekerheid en zijn de werkzaamheden beperkter. Bij een opdracht met een redelijke mate van zekerheid zijn de controles uitgebreider, inclusief het evalueren van de interne controle van de onderneming. Momenteel wordt enkel een ‘limited assurance’ voorzien.
De verder doorgedreven rapportering over duurzaamheidsinformatie vereist een aanpassing voor alle betrokkenen, in de eerste plaats voor de ondernemingen zelf. De bedrijfsrevisor (al dan niet de commissaris) zal zich een oordeel vormen over de duurzaamheidsinformatie die door de vennootschap wordt aangeleverd. We vragen daarom aan de beleidsmakers om in een pragmatische aanpak te voorzien.
Daarom is ook door Europa gekozen voor een progressieve aanpak: in eerste instantie wordt een limited assurance vereist. Pas nadat de Europese commissie na een evaluatie heeft bepaald of dit voor zowel de ondernemingen als de externe assuranceverstrekkers haalbaar is, zal worden overgestapt op een reasonable assurance.
Kortom, verplichte limited assurance over de duurzaamheidsrapportering zal enkel moeten worden verstrekt voor de grote vennootschappen en de beursgenoteerde KMO’s.
Er is veel te doen over de vraag wat nu de impact is op de (veelal kleine) ondernemingen deel uitmaken van de waardeketen van de grote vennootschappen en beursgenoteerde KMO’s. Wat zullen zij moeten aanleveren en moeten zij ook een externe assuranceverstrekker aanstellen om verslag uit te brengen? Met andere woorden, wat is het ‘trickle down effect’ van de CSRD?
De invoering van de CSRD heeft inderdaad implicaties voor de gehele waardeketen. Het doel van de verplichte duurzaamheidsrapportage is het verkrijgen van inzicht in de effecten van de vennootschap op duurzaamheidskwesties, alsmede informatie die nodig is om te begrijpen hoe duurzaamheidskwesties van invloed zijn op de ontwikkeling, de prestaties en de positie van de vennootschap. Hoort daarbij: informatie over de activiteiten van de waardeketen van de vennootschap, met inbegrip van haar producten en diensten, haar zakenrelaties en haar toeleveringsketen.
De vennootschap die dus in haar jaarverslag de duurzaamheidsinformatie moet opnemen, zal ook bepaalde informatie moeten bekomen van de leveranciers die deel uitmaken van de waardeketen. Welke informatie dit is, zal entiteitspecifiek zijn.
Moet deze informatie vanuit de waardeketen gepaard gaan met een assuranceverslag van een externe assuranceverstrekker? De CSRD legt geen enkele verplichting op om assurance te verkrijgen van entiteiten in de waardeketen. Assurance over de duurzaamheidsinformatie uit de waardeketen zal enkel nodig zijn indien de impact echt materieel is op het niveau van de aan de CSRD onderworpen vennootschap, vanwege het belang van de “kleine” entiteit in de waardeketen, het type activiteit en het risicoprofiel.
Ook de entiteit in de waardeketen zelf kan beslissen om een assuranceopdracht toe te vertrouwen aan een beroepsbeoefenaar. Dit gebeurt dan op vrijwillige basis. Ter herinnering, er is geen wettelijke verplichting om dergelijke assurance te verstrekken.
Kortom, het verkrijgen van assurance over de duurzaamheidsinformatie van grote vennootschappen en beursgenoteerde KMO’s impliceert niet een verplichte assurance over de duurzaamheidsinformatie in de waardeketen.