28 juni 2011

Tijdens de persconferentie die heden wordt georganiseerd in samenwerking met de Cel voor financiële informatieverwerking (CFI), heeft het Instituut van de Bedrijfsrevisoren (IBR) zijn nieuwe mechanismen ter bestrijding van witwassen van geld en financiering van terrorisme voorgesteld. Overeenkomstig de onlangs gewijzigde anti-witwaswet heeft het Instituut een Norm en Richtlijnen uitgevaardigd die voortaan duidelijk de verplichtingen van de bedrijfsrevisoren meer bepaald inzake de cliëntidentificatie en de organisatie van kantoren vastleggen.

De wet van 18 januari 2010, zoals in werking getreden op 5 februari 2010, heeft een aantal bepalingen van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme aanzienlijk veranderd voor de bedrijfsrevisoren.

De nieuwigheden aangebracht aan het preventief luik van de anti-witwaswet hebben betrekking op de klantenonderzoeksprocedures in het kader van een risicogerichte aanpak. Overeenkomstig deze procedures dient een schriftelijk verslag te worden opgesteld bij het opsporen van atypische verrichtingen en dient een verantwoordelijke te worden aangesteld voor de controle van de naleving van de verplichtingen van de wet binnen “grote structuren” (bedrijfsrevisoren met meer dan tien beroepsbeoefenaars).

“De gewijzigde wet van 11 januari 1993 vereist dat het IBR, net zoals de andere economische beroepen, bij reglement de toepassingsmodaliteiten van de verplichtingen die in hoofdstuk II van voormelde wet bepaald zijn, vastlegt”,  verduidelijkt Jean-Claude Delepière, Voorzitter van de CFI.

“Om die reden heeft het IBR een norm en richtlijnen opgesteld bestemd voor de bedrijfsrevisoren. De norm, opgesteld in overleg met de andere economische beroepen, werd, na openbare raadpleging,  goedgekeurd door de Minister die bevoegd is voor Economie en is in werking getreden op 9 mei 2011 (bericht in het BS. 29 april 2011). De richtlijnen beogen de concrete toepassing van de wet en de norm”, verklaart Michel De Wolf, Voorzitter van het IBR.

De toepassingsmodaliteiten van de wet (hoofdstuk II) hebben betrekking op:

-          het klantenonderzoek door de beroepsbeoefenaar: (1) identificatie en de hiermee verband houdende identiteitsverificatie) ten aanzien van cliënten, hun lasthebbers en uiteindelijke begunstigden en (2) bestendigde waakzaamheid ten aanzien van verrichtingen en zakenrelaties;

-          de implementatie binnen bedrijfsrevisorenkantoren van een cliëntacceptatiebeleid, dat meer bepaald gebaseerd is op de bepaling van het risicoprofiel tijdens de cliëntidentificatie, rekening houdend met het risico op witwassen van geld of financiering van terrorisme;

-          de verplichtingen inzake de interne organisatie van bedrijfsrevisorenkantoren met betrekking tot anti-witwassen van geld.  

“Deze grondige werkzaamheden van het IBR maken het voorwerp uit van talrijke mededelingen en vormingen met het oog op de sensibilisering van alle bedrijfsrevisoren”, voegt Thierry Dupont, Raadslid van het IBR en Voorzitter van de werkgroep “Anti-witwassen” van het IBR, hieraan toe. 

Naast de norm legt de wet de Instituten op om doeltreffende mechanismen in te stellen ter controle van de naleving door hun leden van de verplichtingen bedoeld in hoofdstuk II van de wet en van de kennisgevingsplicht ten aanzien van de CFI. “Het IBR heeft  doeltreffende periodieke kwaliteitscontroles ingesteld die perfect volstaan om de doelstellingen van deze reglementering te verwezenlijken”, uit Daniel Kroes, Ondervoorzitter van het IBR, zijn tevredenheid.

Er dient in herinnering te worden gebracht dat de kennisgevingsplicht ten aanzien van de CFI contrastrijke ontwikkelingen heeft gekend: versterking (bijkomende informatie, anonimiteit), afwijkingen (juridisch advies) en versoepeling (tipping off). In 2010 hebben 13 bedrijfsrevisoren in totaal 28 meldingen verricht aan de CFI. “In de loop der jaren hebben wij een permanente stijging van de statistieken voor ons beroep vastgesteld met een uitzonderlijk jaar in 2009”, licht Thierry Dupont, Raadslid van het IBR, toe.

“Laten we duidelijk zijn: de bedrijfsrevisor is een vertrouwenspersoon tot wie elke economische actor zich kan richten met de waarborgen van het beroepsgeheim. Maar geen enkele bedrijfsrevisor die zijn beroep waardig is, kan aanvaarden om zich te laten manipuleren door misdadigers die zouden trachten om zijn hulp in te roepen om geld wit te wassen of terreurdaden te financieren.”, herbevestigt Michel De Wolf krachtig.   

“De CFI drukt zijn tevredenheid uit over het feit dat de bedrijfsrevisoren, en meer in het algemeen de economische beroepen, een krachtig reglement hebben uitgevaardigd over de strijd tegen het witwassen van geld en de financiering van terrorisme”, besluit Jean-Claude Delepière, Voorzitter van de CFI, aan het eind van deze persconferentie.

Gerelateerd