8 september 2022

Camille Luxen, verantwoordelijke juridische zaken IBR

 

In een eerder artikel werd gemeld dat het Grondwettelijk Hof bij arrest 7/2022 van 20 januari 2022 de wet van 20 juli 2020 houdende diverse bepalingen tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten, gedeeltelijk nietig had verklaard naar aanleiding van een door het IBR ingesteld een vernietigingsberoep. Ter herinnering: deze wet heeft de voorwaarden voor de toekenning en de intrekking van het statuut van bedrijfsrevisoren in de wet van 7 december 2016 tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren (hierna “wet van 7 december 2016”) gedeeltelijk gewijzigd. De gedeeltelijke vernietiging van deze wet door het Grondwettelijk Hof heeft de wetgever er dan ook toe genoopt een “reparatiewet” aan te nemen.

Dit is nu bereikt, aangezien het Parlement onlangs de wet van 23 juni 2022 houdende dringende diverse bepalingen inzake de strijd tegen het witwassen van geld en houdende bepalingen inzake de uitzonderingen op de geheimhoudingsplicht van bedrijfsrevisoren en gecertificeerde accountants heeft goedgekeurd (BS 11 juli 2022).

Het IBR heeft een mededeling 2022/08 gepubliceerd, waarin meer in detail wordt ingegaan op de wijzingen die door deze reparatiewet worden ingevoerd. In grote lijnen zijn er drie wijzigingen ingevoerd in de wet van 7 december 2016:

 

1. Wijziging van de voorwaarden voor de toekenning van de hoedanigheid van bedrijfsrevisor:

De wetgever heeft ervoor gekozen om aan artikel 5, § 1, 2° van de wet van 7 december 2016 een lid toe te voegen dat voorziet in een periode van 10 of 15 jaar gedurende dewelke het Instituut de titel van bedrijfsrevisor niet meer mag toekennen aan een persoon die niet meer voldoet aan één van de voorwaarden van betrouwbaarheid. De volgende tabel geeft een overzicht van deze nieuwe regels:

Voorwaarden van betrouwbaarheidTermijn van het verbod
a. niet beroofd zijn of zijn geweest van de burgerlijke en politieke rechten15 jaar te rekenen vanaf het verstrijken van de termijn van de ontzetting van de burgerlijke en politieke rechten
b. niet in staat van faillissement zijn of verklaard zijn geweest zonder eerherstel te hebben gekregen10 jaar te rekenen vanaf de staat van faillissement of de faillietverklaring zonder eerherstel

c. niet veroordeeld zijn tot een gevangenisstraf, zelfs voorwaardelijk, van ten minste drie maanden op grond van de volgende Belgische regelgeving of buitenlandse bepalingen die hetzelfde voorwerp hebben :

i. een van de strafbare feiten vermeld in artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934 betreffende het rechterlijk verbod aan bepaalde veroordeelden en gefailleerden om bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen;

ii.een inbreuk op de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven;

III. een inbreuk op het Wetboek van Vennootschappen of het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en hun uitvoeringsbesluiten;

iv. een inbreuk op het Wetboek van economisch recht en haar uitvoeringsbesluiten;

v. een inbreuk op de fiscale wetgeving;

15 jaar te rekenen vanaf de datum van de in kracht van gewijsde getreden beslissing
d. niet veroordeeld zijn tot een criminele straf;15 jaar te rekenen vanaf de datum van de in kracht van gewijsde getreden beslissing
e. niet veroordeeld zijn voor een inbreuk op artikel 140, 140septies, 141 of 505, 2°, 3° en 4°, van het Strafwetboek of buitenlandse bepalingen die hetzelfde voorwerp hebben;15 jaar te rekenen vanaf de datum van de in kracht van gewijsde getreden beslissing
f. niet veroordeeld zijn tot een strafrechtelijke geldboete wegens een inbreuk op de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten en op haar uitvoeringsbesluiten, of buitenlandse bepalingen die hetzelfde voorwerp hebben.15 jaar te rekenen vanaf de datum van de in kracht van gewijsde getreden beslissing

 

2. Wijziging van de voorwaarden voor de intrekking van de hoedanigheid:

Artikel 9, §1er , 3° van de wet van 7 december 2016 voorziet nu in een termijn van 30 dagen na de kennisgeving van het Instituut, om het kantoor in staat te stellen de banden te verbreken met de bedrijfsrevisor, de bestuurder, een lid van de werkelijke leiding, de vaste vertegenwoordiger of de uiteindelijke begunstigde die niet langer betrouwbaar zou zijn in het licht van artikel 5, § 1, 2° van dezelfde wet. Bij gebreke daarvan, zal het Instituut de hoedanigheid van het betrokken kantoor en/of de betrokken bedrijfsrevisor intrekken.

 

3. Uitgebreide uitzondering op het beroepsgeheim:

De wetgever heeft ook van deze reparatiewet gebruik gemaakt om een dubbele uitbreiding op te nemen in de uitzonderingen op het beroepsgeheim. De uitwisseling van informatie is voortaan toegestaan tussen de commissarissen, de gecertificeerde accountants en de bedrijfsrevisoren die betrokken zijn bij fusies, splitsingen of gelijkgestelde verrichtingen, of bij inbreng van algemeenheid of van bedrijfstak van vennootschappen, verenigingen of stichtingen

 

Gerelateerd

Mededeling 2024/21: AML – verplichtingen tot identificatie en verificatie van de identiteit – formulering van de opschortende voorwaarde

Mededeling 2024/16: AML-aanbeveling van het College – Verplichting van de bedrijfsrevisor inzake identificatie en verificatie van de identiteit

Advies 2024/01: De opdracht van bedrijfsrevisoren bij VLAIO en het beroepsgeheim