24 november 2023
Opinie Marc Bihain, secretaris-generaal IBR
De Europese Commissie heeft onlangs een ontwerp van gedelegeerde richtlijn gepubliceerd met als doel wijzigingen aan te brengen in de drempels die de jaarrekeningenrichtlijn hanteert om de grootteklasse van een onderneming te bepalen. De Europese Commissie wil daarmee het effect van de inflatie in aanmerking nemen.
Deze drempels werden immers ongeveer tien jaar geleden vastgesteld en de Commissie achtte het nuttig om ze te indexeren.
De goedkeuring door de Commissie is gepland voor het vierde kwartaal van 2023 en de wijziging zal in werking treden drie dagen na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad. Het is de bedoeling dat deze gewijzigde bepalingen in alle lidstaten worden geïmplementeerd en toegepast voor boekjaren die aanvangen vanaf 1 januari 2024.
De wijzigingen hebben alleen invloed op de drempels met betrekking tot het balanstotaal en de netto-omzet, terwijl het gemiddelde aantal werknemers ongewijzigd blijft voor de verschillende categorieën van ondernemingen.
Schematisch ziet de evolutie van de door de Europese Commissie voorgestelde drempelwaarden er als volgt uit:
Huidige drempels | Nieuwe drempels | |
Micro-onderneming | Onderneming die twee van de volgende drie criteria niet overschrijdt: - Balanstotaal: 350.000 € - Netto-omzet: 700.000 € - Gemiddelde aantal werknemers: 10 | Onderneming die twee van de volgende drie criteria niet overschrijdt: - Balanstotaal: 450.000 € - Netto-omzet: 900.000 € - Gemiddelde aantal werknemers: 10 |
Kleine onderneming | Onderneming die twee van de volgende drie criteria niet overschrijdt: - Balanstotaal: 4.000.000 € - Netto-omzet: 8.000.000 € - Gemiddelde aantal werknemers: 50 De lidstaten kunnen drempel-waarden bepalen die de voorgestelde drempelwaarden overschrijden zonder hoger te zijn dan: - Balanstotaal: 6.000.000 € - Omzet: 12.000.000 € | Onderneming die twee van de volgende drie criteria niet overschrijdt: - Balanstotaal: 5.000.000 € - Netto-omzet: 10.000.000 € - Gemiddelde aantal werknemers: 50 De lidstaten kunnen drempelwaarden bepalen die de voorgestelde drempelwaarden overschrijden zonder hoger te zijn dan: - Balanstotaal: 7.500.000 € - Omzet: 15.000.000 € |
Middelgrote onderneming | Onderneming die twee van de volgende drie criteria niet overschrijdt: - Balanstotaal: 20.000.000 € - Netto-omzet: 40.000.000 € - Gemiddelde aantal werknemers: 250 | Onderneming die twee van de volgende drie criteria niet overschrijdt: - Balanstotaal: 25.000.000 € - Netto-omzet: 50.000.000 € - Gemiddelde aantal werknemers: 250 |
Grote onderneming | Onderneming die twee van de volgende drie criteria overschrijdt: - Balanstotaal: 20.000.000 € - Netto-omzet: 40.000.000 € - Gemiddelde aantal werknemers: 250 | Onderneming die twee van de volgende drie criteria overschrijdt: - Balanstotaal: 25.000.000 € - Netto-omzet: 50.000.000 - Gemiddelde aantal werknemers: 250 |
De door de Commissie voorgestelde verhogingen betekenen een toename van de huidige drempels met ongeveer 25%, behalve voor de micro-ondernemingen waarvoor de toename 28,5% bedraagt.
Ter informatie, met betrekking tot de periode waarop deze richtlijn betrekking heeft, namelijk januari 2013 - oktober 2023, bedraagt de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen in België 28,67%
Er kan lang worden gedebatteerd over het feit dat deze boekhouddrempels nauwgezet de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen moeten volgen. Het feit dat de index stijgt, betekent immers niet dat het balanstotaal en de netto-omzet mechanisch in dezelfde verhouding toenemen. Dit debat is nu echter gesloten, aangezien de Europese Commissie haar besluit om de boekhouddrempels met 25% te verhogen, zojuist heeft bevestigd.
Momenteel heeft België ervoor gekozen om als “kleine vennootschappen” te beschouwen, de vennootschappen waarvan de drempelwaarden lager zijn dan 4.500.000 € voor het balanstotaal en lager dan 9.000.000 € voor de netto-omzet en waarvan het jaargemiddelde van het aantal werknemers niet meer dan 50 bedraagt (art. 1:24, § 1 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, afgekort WVV).
Naar Belgisch recht heeft deze kwalificatie twee gevolgen. Enerzijds kunnen de vennootschappen die niet als klein worden beschouwd niet genieten van een aantal belastingvoordelen. Anderzijds zijn zij onderworpen aan een verplichte wettelijke controle uitgevoerd door een commissaris met het statuut van bedrijfsrevisor.
België moet, zoals alle lidstaten, zorgen voor de omzetting van deze richtlijn in nationaal recht in principe tegen 1 januari 2024. Dit impliceert een wijziging van de drempelwaarden opgenomen in artikel 1:24, § 1 van het WVV.
Er moet echter worden opgemerkt dat een wijziging door middel van een wetswijziging technisch gezien niet noodzakelijk is. Het WVV bepaalt immers dat de wijziging van de boekhouddrempels kan worden ingevoerd bij een koninklijk besluit genomen in de Ministerraad na inwinning van het advies van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (art. 1:24, § 8 WVV).
Met deze technische specificaties in het achterhoofd, rijst de concrete vraag naar hoe de regering deze nieuwe boekhouddrempels in de Belgische wetgeving zal integreren.
Scenario 1
België opteert voor de nieuwe Europese minima, namelijk 5.000.000 € voor het balanstotaal en 10.000.000 € voor de omzet. Als deze optie wordt gekozen, zou dit neerkomen op een verhoging van de drempels met 11,11% ten opzichte van de huidige situatie.
Scenario 2
De regering hanteert hetzelfde indexeringspercentage als dat waartoe de Europese Commissie heeft besloten, namelijk een verhoging van 25%, toe te passen op de bestaande drempels. Een dergelijk aanpak zou tot gevolg hebben dat de nieuwe drempels worden opgetrokken tot 5.625.000 € voor het balanstotaal en 11.250.000 € voor de omzet.
Scenario 3
België opteert voor de door de Europese richtlijn voorziene maximumdrempels, namelijk 7.500.000 € voor het balanstotaal en 15.000.000 € voor de omzet. Een dergelijke maximalistische optie zou leiden tot een zeer aanzienlijke verhoging van de drempels met ongeveer 66,7%.
Als vertegenwoordiger van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren wil ik erop wijzen dat België op het gebied van auditdrempels vandaag al tot de landen behoort die de hoogste drempels hanteren.
Volgens een studie uitgevoerd door Accountancy Europe hebben slechts vier lidstaten van de Europese Unie auditdrempels vastgesteld die hoger zijn dan de onze.
Bijgevolg, en gezien het feit dat ons land voornamelijk bestaat uit middelgrote ondernemingen met een familiaal aandeelhouderschap, pleit het Instituut van de Bedrijfsrevisoren voor een pragmatische en gematigde aanpak.
Onze voorkeur gaat dan ook duidelijk uit naar scenario 1, waarbij een passend controleniveau zou kunnen worden gehandhaafd ten behoeve van alle belanghebbenden (raad van bestuur, algemene vergadering, personeel, bankiers, administraties, leveranciers, enz.) zonder de markt al te zeer te verstoren.
In ieder geval lijkt het ons dat scenario 3 moet worden uitgesloten.
Er moet ook worden opgemerkt dat, hoewel de EU de vennootschappen alleen behandelt op het gebied van het boekhoudrecht en de non-profitsector negeert, de Belgische wetgever in 2019 heeft gekozen voor één WVV voor alle privaatrechtelijke rechtspersonen. Het zou dan ook consequent zijn om de groottecriteria voor verenigingen en stichtingen op dezelfde manier te wijzigen als voor vennootschappen.
Toekomstige duurzaamheidsaudits zullen alleen verplicht zijn voor grote ondernemingen. Wat de grote vennootschappen betreft, wordt er echter aan de lidstaten geen ruimte voor flexibiliteit overgelaten. De nieuwe drempels van 25.000.000 € aan balanstotaal en 50.000.000 € aan omzet zullen vanaf 1 januari 2024 verplicht moeten worden toegepast.
Door deze drempelverhoging zullen bepaalde ondernemingen tijdelijk worden vrijgesteld van deze nieuwe duurzaamheidsaudits. Dit geeft hen wat tijd om zich aan te passen aan de nieuwe regels.
Het IBR had berekend dat de nieuwe duurzaamheidsaudits van toepassing zouden zijn op ongeveer 2.500 ondernemingen in België. Als gevolg van de drempelverhoging zal onze schatting iets lager uitvallen.
Het IBR pleit voor een gematigde en pragmatische aanpak met betrekking tot de omzetting van de drempels die de omvang van de vennootschappen (alsook de verenigingen en de stichtingen) in België bepalen. Het IBR vraagt de regering om scenario 1 te kiezen, waarbij onder “kleine vennootschappen” wordt verstaan, vennootschappen waarvan het balanstotaal niet hoger is dan 5.000.000 € en waarvan de omzet minder dan 10.000.000 € bedraagt.
Op die manier blijft de controle passend voor alle belanghebbenden en wordt de markt niet ernstig verstoord.