27 januari 2023
Werkgroep opvolging Jaarverslag CTR
Bij een vroegtijdige beëindiging van het commissarismandaat moet de commissaris zo snel mogelijk een verklaring sturen naar het College van toezicht op de bedrijfsrevisoren (CTR) (zie Voortijdige onderbreking van het commissarismandaat – Informatie aan CTR | CTR (fsma.be)).
Volgens artikel 3:66, § 2 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV) rust dezelfde verplichting ook op de gecontroleerde entiteit. Dit artikel bepaalt: “De gecontroleerde vennootschap en de commissaris stellen het College van toezicht op de bedrijfsrevisoren, bedoeld in artikel 32 van de wet 7 december 2016 houdende de organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren, in kennis hetzij van het ontslag, hetzij van de opzegging van de commissaris tijdens zijn opdracht en zetten op afdoende wijze de redenen hiervoor uiteen, ongeacht of de voortijdige onderbreking van het mandaat al dan niet in onderling overleg is overeengekomen.”.
In dit verband rijst de vraag naar de houding van de confrater die de commissaris opvolgt in het kader van de voortijdige onderbreking van een mandaat.
Allereerst zal de confrater die de commissaris opvolgt, nagaan of de entiteit de procedure van artikel 3:66, § 2 naar behoren heeft nageleefd.
Wij zijn van mening dat het ontbreken van een verklaring de benoeming van de opvolger juridisch niet in vraag stelt (niet-naleving van de benoemingsprocedure). De verplichting tot aangifte bij het CTR is niet voorgeschreven op straffe van nietigheid noch strafrechtelijk gesanctioneerd.
Wij stellen voor aan de nieuw benoemde commissaris om het gebrek aan rapportering door de entiteit te bespreken met het management van de entiteit om de redenen voor de niet-rapportering te achterhalen en de gecontroleerde entiteit aan te moedigen de situatie zo snel mogelijk recht te zetten. Vóór de uitgifte van het commissarisverslag, zou het kunnen dat het bestuursorgaan van de entiteit stappen heeft ondernomen om deze vergetelheid te verhelpen. Zo niet, dan moet de niet-naleving van artikel 3:66 van het WVV worden vermeld in het tweede deel van het commissarisverslag.
Steven De Blauwe, Adviseur Juridische zaken IBR