1 december 2022
Lieven Acke, bedrijfsrevisor
Steven De Blauwe, adviseur Juridische zaken IBR
Het wegvallen van het kapitaalbegrip bij de BV heeft de wetgever ertoe gedwongen om de criteria voor toepassing van de alarmbelprocedure bij de BV te herzien.
In de BV moet het bestuursorgaan de algemene vergadering in het kader van de alarmbelprocedure, overeenkomstig artikel 5:153 WVV, bijeenroepen wanneer wordt vastgesteld / of had moeten worden vastgesteld dat:
De rechtsgevolgen zijn dezelfde ongeacht welk van bovenstaande twee criteria de toepassing van de alarmbelprocedure initieert. Zodra één van deze criteria van toepassing is, dient het bestuursorgaan de algemene vergadering binnen 2 maanden bijeen te roepen.
En wat indien de BV gedurende langere tijd blijft voldoen aan één van deze criteria? Moet de procedure dan opnieuw worden doorlopen en met welke frequentie?
Het is nuttig de tekst van artikel 5:153, § 4 WVV er bij te nemen: “Nadat het bestuursorgaan de verplichtingen bedoeld in de paragrafen 1 en 2 een eerste maal heeft nageleefd, is het gedurende de 12 maanden volgend op de aanvankelijke bijeenroeping niet meer verplicht de algemene vergadering om dezelfde reden opnieuw bijeen te roepen”.
Uit voorgaande wordt door de doctrine afgeleid dat de procedure om de 12 maanden dient te worden toegepast (in de hypothese dat hetzelfde criterium na afloop van die 12 maanden nog overschreden is).
Maar de praktijk moet beducht zijn voor een tweede variante die er voor kan zorgen dat eenmaal de alarmbelprocedure is toegepast, zich binnen de termijn van 12 maanden opnieuw een toepassing van de alarmbelprocedure opdringt.
Voormeld artikel 5:153, § 4 WVV voorziet immers dat een hernieuwde toepassing van de alarmbelprocedure binnen 12 maanden na een voorgaande toepassing OM DEZELFDE REDEN niet verplicht is.
Of, anders gesteld, is er een ANDERE REDEN, dan kan zich een hernieuwde toepassing van de alarmbelprocedure binnen de 12 maanden na eerste toepassing opdringen.
In voorkomend geval is er meteen een aanleiding tot het opnieuw opstarten van de alarmbelprocedure indien ook aan het andere criterium wordt voldaan. Dit zal bijvoorbeeld het geval zijn indien de eerste toepassing gemotiveerd was door een dreigend negatief nettoactief (i.e. solvabiliteitsprobleem) (§ 1), terwijl er na bijvoorbeeld 6 maanden een bijkomend liquiditeitsprobleem wordt vastgesteld (§ 2).
Dit heeft de minister van Justitie tijdens de bespreking in de Kamercommissie voor handels- en economisch recht uitdrukkelijk bevestigd (Parl.St. Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 3119/011 2017-18, nr. 3119/011, p. 46). Concreet doet het bestuursorgaan er derhalve goed aan beide criteria steeds samen te onderzoeken om zo overbodige herhalingen van de procedure te vermijden.