30 september 2023

Lieven Acke, bedrijfsrevisor

Het College van toezicht op de bedrijfsrevisoren (CTR) (hierna: “College”) heeft zijn Jaarverslag 2022 net voor de zomervakantie bekendgemaakt. Het is een werkstuk van een goede 100 pagina’s geworden.

De lezer zal begrijpen dat onze aandacht in eerste instantie ging naar hoofdstuk 5: Kwaliteitscontroles. De Nieuwsbrief is niet de geschikte plaats om in detail in te gaan op de door het College gerapporteerde bevindingen. Wel nemen wij de vrijheid enkele, strikt persoonlijke, bedenkingen te formuleren naar aanleiding van de analyse van de bevindingen van de uitgevoerde kwaliteitscontroles:

  • de bevindingen van het College vormen een goede toetssteen voor het opleidingsprogramma van het IBR. Biedt dit programma een afdoend antwoord op de vaststellingen van het College, zowel op het vlak van kantoororganisatie als op het vlak van uitvoering van de controleopdrachten? Moeten sommige opleidingen inhoudelijk niet worden herzien om meer tegemoet te komen aan de bevindingen van de kwaliteitscontroles? Deze kwaliteitscontroles brengen nu eenmaal nog te veel inbreuken op de ISA’s aan het licht;
  • is het niet aangewezen om voor een aantal thema’s verder te gaan dan de organisatie van een opleiding? We denken bijvoorbeeld aan een sensibiliseringscampagne rond het thema “fraude”, rond het thema “monitoring”, hetgeen blijkbaar voor niet OOB-bedrijfsrevisoren problematisch blijft;
  • het jaarverslag moet een stimulans zijn voor het IBR om verder te gaan in de ontwikkeling van methodologieën, tools & templates, … ten dienste van het beroep. Zo moet worden vastgesteld dat de op de markt verkrijgbare auditsoftware doorgaans geen programma’s bevatten voor de controle van geconsolideerde rapportering, voor de uitvoering van beoordelingsopdrachten, …;
  • een aantal vraagstukken moeten verder worden uitgediept. We denken dan bijvoorbeeld aan thema’s waarvan de concrete invulling nadere verduidelijking verdient. Bij wijze van voorbeeld kan hier worden verwezen naar de maatregelen die een kantoor wordt geacht te nemen om het risico van vertrouwdheid te beperken: voor niet-OOB-bedrijfsrevisorenkantoren geldt er ongetwijfeld geen verplichting tot rotatie na een periode van zes jaar; anderzijds moeten ze wel criteria vaststellen om te bepalen welke veiligheidsmaatregelen ze nemen om de bedreiging als gevolg van vertrouwdheid tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen wanneer ze voor een assurance-opdracht langdurig dezelfde senior personeelsleden te werk stellen. Van het IBR mag worden verwacht dat het dit heikel thema meer concreet naar de praktijk vertaalt.
  • In meer algemene zin heeft het beroep behoefte aan doctrine. Het volstaat te verwijzen naar het belang van de rechtsleer in de juridische praktijk om te begrijpen dat ook voor de ISA’s, een relatief recent normatief kader, doctrine zal toelaten verschillende visies te ontwikkelen en te laten gelden.

We raden de confraters een grondige lectuur van het Jaarverslag 2022 van het College aan: ze zullen ongetwijfeld vaststellen met welke diepgang deze kwaliteitscontroles worden uitgevoerd, hetgeen sommigen er mogelijk toe zal aanzetten hun procedures en werkmethodes op een aantal punten aan te scherpen.

Gerelateerd

Het CTR publiceert zijn actieplan 2024

Jaarverslag 2022 van het College van toezicht op de bedrijfsrevisoren

Overzicht van de administratieve verplichtingen van de bedrijfsrevisoren voor het IBR en het CTR inzake de bijdrage in de werkingskosten van het IBR

Christophe D'hondt, diensthoofd IT & Boekhouding IBR