De algemene administratie van de Fiscaliteit heeft een nieuwe circulaire gepubliceerd over het UBO-register: Circulaire 2020/C/59 betreffende het UBO register.
De volledige circulaire kunt u hieronder raadplegen.
Circulaire 2020/C/59 betreffende het UBO register
24 april 2020
Samenvatting
Deze circulaire bespreekt de door de wetten van 26.03.2018 (BS 30.03.2018) en 11.02.2019 (BS 22.03.2019) gewijzigde artikels op het vlak van procedure. Raadpleging UBO register.
Commentaar op de artikelen 83 en 84 van de wet van 26.03.2018 betreffende de versterking van de economische groei en de sociale cohesie (BS 30.03.2018) en artikel 27 van de wet van 11.02.2019 houdende fiscale, fraudebestrijdende, financiële alsook diverse bepalingen (BS 22.03.2019).
FOD Financiën, 24.04.2020 - Algemene Administratie van de Fiscaliteit - Taxatieprocedure en Verplichtingen
Inhoudstafel
A. Raadpleging van het UBO-register door de Algemene Administratie van de Fiscaliteit (AAFisc) en de Algemene Administratie van de Bijzondere Belastinginspectie (AABBI): wijziging van art. 322, § 1, WIB 92 (art. 83 van de wet van 26.03.2018)
I. Wettekst
II. Wijziging van artikel 322, WIB 92 - Gecoördineerde wettekst ten gevolge van de wetswijziging van 26.03.2018 (1)
III. Bespreking
1. Werking van het UBO-register
1.1. Inleiding
1.2. Het begrip 'informatieplichtige' en hun verplichtingen
1.4. Welke informatie is beschikbaar in het UBO-register?
1.5. Wanneer moeten de gegevens worden opgenomen in het UBO-register?
1.6. Wie heeft toegang tot het UBO-register?
1.7. Administratieve sanctie in geval van niet-aangifte of wanneer de gegevens niet van goede kwaliteit zijn
1.8. Inwerkingtreding van het KB van 30.07.2018
2. Raadpleging van het UBO-register door ambtenaren belast met de vestiging van de inkomstenbelastingen
2.1. Ambtenaren van de AAFisc en de AABBI die het UBO-register kunnen raadplegen
2.2. Toegangsmodaliteiten tot het UBO-register
2.3. Inwerkingtreding
B. Internationale uitwisseling van inlichtingen gehouden in het UBO-register: toevoeging van paragraaf 24/1 aan artikel 338, WIB 92 (artikel 84, wet van 26.03.2018)
I. Wettekst
II. Bespreking
1. Artikel 338, § 24/1, WIB 92
2. Internationale uitwisseling van inlichtingen over uiteindelijke begunstigden
A. Raadpleging van het UBO-register door de Algemene Administratie van de Fiscaliteit (AAFisc) en de Algemene Administratie van de Bijzondere Belastinginspectie (AABBI): wijziging van art. 322, § 1, WIB 92 (art. 83 van de wet van 26.03.2018)
I. Wettekst
Art. 83. in artikel 322, § 1, van hetzelfde Wetboek, genummerd bij de wet van 14.04.2011 en gewijzigd bij de wet van 27.04.2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° een lid wordt tussen het eerste en het tweede lid ingevoegd, luidende:
“De administratie mag wat een bepaalde belastingplichtige betreft, het register van de uiteindelijke begunstigden, genaamd UBO-register, gehouden binnen de Algemene Administratie van de Thesaurie en opgericht bij artikel 73 van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten, raadplegen teneinde de juiste heffing van de belasting te verzekeren. De Koning bepaalt de voorwaarden en modaliteiten van deze raadpleging.”;
2° in het vroegere tweede lid, dat het derde lid wordt, worden de woorden “het recht om derden te horen en om een onderzoek in te stellen” vervangen door de woorden “het recht om derden te horen, om het UBO-register te consulteren en om een onderzoek in te stellen”.
II. Wijziging van artikel 322, WIB 92 - Gecoördineerde wettekst ten gevolge van de wetswijziging van 26.03.2018 [1]
Art. 322, § 1. - De administratie mag, wat een bepaalde belastingplichtige betreft, geschreven attesten inzamelen, derden horen, een onderzoek instellen, en binnen de door haar bepaalde termijn, welke wegens wettige redenen kan worden verlengd, van natuurlijke of rechtspersonen, alsook van verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid alle inlichtingen vorderen die zij nodig acht om de juiste heffing van de belasting te verzekeren.
De administratie mag wat een bepaalde belastingplichtige betreft, het register van de uiteindelijke begunstigden, genaamd UBO-register, gehouden binnen de Algemene Administratie van de Thesaurie en opgericht bij artikel 73 van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten, raadplegen teneinde de juiste heffing van de belasting te verzekeren. De Koning bepaalt de voorwaarden en modaliteiten van deze raadpleging.
Nochtans mag het recht om derden te horen, om het UBO-register te consulteren en om een onderzoek in te stellen slechts worden uitgeoefend door een ambtenaar met een hogere titel dan die van attaché.
§ 2. Wanneer de administratie bij het onderzoek over één of meer aanwijzingen van belastingontduiking beschikt of wanneer de administratie zich voorneemt om de belastbare grondslag te bepalen overeenkomstig artikel 341, wordt een bank-, wissel-, krediet- of spaarinstelling als een derde beschouwd waarop de bepalingen van paragraaf 1 onverminderd van toepassing zijn.
In voorkomend geval kan een ambtenaar met minstens de titel van adviseur, die hiertoe werd aangesteld door de Minister van Financiën, een ambtenaar met een titel van ten minste attaché ermee belasten om bij een bank-, wissel-, krediet- en spaarinstelling elke inlichtingen op te vragen die nuttig kan zijn om het bedrag van de belastbare inkomsten van de belastingplichtige te bepalen.
De door de minister aangestelde ambtenaar mag de machtiging slechts verlenen:
1° nadat de ambtenaar die het onderzoek voert, de inlichtingen en gegevens met betrekking tot de rekeningen tijdens het onderzoek middels een vraag om inlichtingen als bedoeld in artikel 316 heeft gevraagd en bij die vraag duidelijk heeft aangegeven dat hij de toepassing van artikel 322, § 2, kan vragen indien de belastingplichtige de gevraagde gegevens verborgen houdt of ze weigert te verschaffen. De opdracht bedoeld in het tweede lid kan pas aanvangen wanneer de termijn bepaald in artikel 316 is verlopen;
2° nadat hij heeft vastgesteld dat het gevoerde onderzoek een eventuele toepassing van artikel 341 uitwijst of één of meer aanwijzingen van belastingontduiking heeft opgeleverd en dat er vermoedens zijn dat de belastingplichtige gegevens daarover bij een in het tweede lid bedoelde instelling verborgen houdt of dat de belastingplichtige weigert om die gegevens zelf te verschaffen.
§ 3. Iedere bank- wissel-, krediet- en spaarinstelling is er toe gehouden om de volgende gegevens kenbaar te maken bij het centraal aanspreekpunt dat door de Nationale Bank van België wordt gehouden overeenkomstig de wet van 8 juli 2018 houdende organisatie van een centraal aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten en tot uitbreiding van de toegang tot het centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht, collectieve schuldenregeling en protest: de identiteit van de cliënten, de nummers van hun bankrekeningen en de eventuele volmachtdragers van die rekeningen, en de aard van met hen gesloten contracten. De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit, om welke soorten rekeningen en contracten het gaat, met inbegrip van de eventuele drempels inzake contracten. De Koning bepaalt bovendien de modaliteiten van de mededeling ervan. Deze verplichting geldt enkel voor zover de mededeling van dezelfde gegevens niet is opgelegd door de voornoemde wet van 8 juli 2018.
Wanneer de door de minister aangestelde ambtenaar bedoeld in paragraaf 2, derde lid, heeft vastgesteld dat het gevoerde onderzoek bedoeld in paragraaf 2, één of meer aanwijzingen van belastingontduiking heeft opgeleverd, kan hij de beschikbare gegevens over die belastingplichtige opvragen bij dat centraal aanspreekpunt. In voorkomend geval kunnen bij het centraal aanspreekpunt de identificatiegegevens worden opgevraagd betreffende een rekeningnummer dat tijdens het voormelde onderzoek is ontdekt en waarvan de belastingplichtige de titularis niet identificeert.
(...)
Met als enig doel de verplichtingen van deze paragraaf na te komen, hebben de bank-, wissel-, krediet- en spaarinstellingen en de Nationale Bank van België de toelating om het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken om de cliënten te identificeren.
(...)
§ 4. De paragrafen 2 en 3 zijn eveneens van toepassing wanneer een inlichting wordt gevraagd door een buitenlandse Staat:
1° hetzij in het geval bedoeld in artikel 338, § 5;
2° hetzij overeenkomstig de bepalingen met betrekking tot de uitwisseling van inlichtingen in een van toepassing zijnde overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting of een andere internationale overeenkomst in het kader waarvan de wederkerigheid is gewaarborgd.
De vraag van de buitenlandse Staat wordt gelijkgesteld met een aanwijzing als bedoeld in paragraaf 2. In dat geval verleent de door de minister aangestelde ambtenaar, in afwijking van paragraaf 2, de machtiging op basis van de vraag gesteld door de buitenlandse Staat.
§ 5. Wanneer de door de minister aangestelde ambtenaar bedoeld in § 2, derde lid, heeft vastgesteld dat het gevoerde onderzoek bedoeld in § 2, één of meer aanwijzingen van belastingontduiking heeft opgeleverd of dat het gevoerde onderzoek een eventuele toepassing van artikel 341 met zich meebrengt, kan hij de beschikbare gegevens over de in artikel 307, § 1/1, eerste lid, a, bedoelde buitenlandse bankrekeningen van die belastingplichtige opvragen bij het centraal aanspreekpunt.
De Koning bepaalt de nadere regels voor de raadpleging door de door de minister aangestelde ambtenaar bedoeld in § 2, derde lid, van de gegevens over de in artikel 307, § 1/1, eerste lid, a, bedoelde buitenlandse bankrekeningen.
III. Bespreking
Vooreerst wordt opgemerkt dat deze circulaire:
- uitsluitend betrekking heeft op de toegang tot het UBO-register voor ambtenaren die belast zijn met de vestiging van de inkomstenbelastingen m.a.w. de ambtenaren van de AAFisc en AABBI
- de circulaire werd opgesteld op basis van de FAQ's d.d. 16.09.2019 opgesteld door de Algemene Administratie van de Thesaurie.
1. Werking van het UBO-register
1.1. Inleiding
De Europese Unie heeft door de richtlijn 2015/849 van 20.05.2015 de verplichting ingevoerd voor vennootschappen en andere juridische entiteiten om toereikende, accurate en actuele informatie over hun uiteindelijke begunstigde(n) te verzamelen en te bewaren. De verzamelde gegevens moeten door deze vennootschappen en andere juridische entiteiten worden geregistreerd in een gecentraliseerde databank die door de staat wordt opgericht.
De richtlijn 2015/849 werd naar Belgisch recht omgezet door de wet van 18.09.2017 (BS 06.10.2017) tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten (hierna 'de wet van 18.09.2017'). Deze wet richt binnen de administratie van de Thesaurie het UBO-register op. Deze laatste ontleent zijn naam aan de Engelse term 'Ultimate Beneficial Owner', die de uiteindelijke begunstigde (hierna 'UBO') aanduidt.
Het UBO-register is een gecentraliseerde databank die bepaalde informatie bevat over de personen die controle uitoefenen of geacht worden controle uit te oefenen of die eigenaar zijn van één van de juridische entiteiten bedoeld in de wet van 18.09.2017. Deze entiteiten, 'informatieplichtigen' genoemd, zijn vennootschappen, vzw's (in voorkomend geval internationale, hierna “(i)vzw's”), stichtingen, trusts, fiducieën, en met trusts en fiducieën vergelijkbare constructies. Het doel van de identificatie van de uiteindelijk begunstigden is te zorgen voor een effectieve transparantie van de eigendomsstructuren van deze juridische entiteiten en op die manier efficiënter te kunnen strijden tegen het witwassen van geld, de financiering van terrorisme en de gerelateerde onderliggende misdrijven.
De aard van de mede te delen informatie aan het UBO-register, de wijze waarop deze informatie aan het register moet worden meegedeeld, de toegang tot het register, de mogelijkheden om af te wijken van de openbaarheid van informatie, de controlebevoegdheden van de Algemene Administratie van de Thesaurie, de sancties die kunnen worden opgelegd in geval van een inbreuk en de verwerking van de persoonsgegevens zijn vastgelegd in het koninklijk besluit van 30.07.2018 betreffende de werkingsmodaliteiten van het UBO-register (BS 14.08.2018) (hierna 'KB van 30.07.2018').
De wet van 26.03.2018 biedt, door een wijziging van artikel 322, § 1, WIB 92, specifiek aan de Algemene Administratie van de Fiscaliteit en de Algemene Administratie van de Bijzondere Belastinginspectie de mogelijkheid om het UBO-register te raadplegen teneinde de juiste heffing van de belasting te verzekeren.
De toegang tot het register door de ambtenaren betrokken bij de vestiging van de inkomstenbelastingen wordt geregeld door het KB van 12.05.2019 tot uitvoering van artikel 322, § 1, 2de lid van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 dat de voorwaarden en modaliteiten bepaalt van de raadpleging van het register van de uiteindelijke begunstigden (BS 28.05.2019) (hierna KB van 12.05.2019).
Naast de verplichting tot mededeling van hun uiteindelijk begunstigden door de informatieplichtigen aan het UBO-register hebben de onderworpen entiteiten bedoeld in art. 5, § 1 van de wet van 18.09.2017 onder meer de verplichting om de identiteit te identificeren en te verifiëren van cliënten en begunstigden van levensverzekeringscontracten en, in voorkomend geval, van hun mandatarissen en hun uiteindelijk begunstigden.
Overeenkomstig art. 4, 27° van de wet van 18.09.2017 verwijst de uiteindelijk begunstigde naar de natuurlijke persoon of personen die de uiteindelijke eigenaar is (zijn) van of zeggenschap heeft (hebben) over de cliënt, de lasthebber van de cliënt of de begunstigde van levensverzekeringsovereenkomsten (van de hiervoor genoemde onderworpen entiteiten) en/of de natuurlijke persoon of personen voor wiens/wier rekening een verrichting wordt uitgevoerd of een zakelijke relatie wordt aangegaan.
Er kunnen meerdere uiteindelijke begunstigden zijn voor dezelfde cliënt, lasthebber of begunstigde van een levensverzekeringsovereenkomst of voor eenzelfde verrichting en deze uiteindelijk begunstigden kunnen tot de ene of de andere categorie behoren (zie punt 1.3. hierna voor meer detail).
1.2. Het begrip 'informatieplichtige' en hun verplichtingen
Krachtens artikel 74, § 1 van de wet van 18.09.2017 en artikel 2, 2° van het KB van 30.07.2018 zijn de juridische entiteiten die als informatieplichtige worden beschouwd:
de vennootschappen opgericht in België,
de (internationale) verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen opgericht in België overeenkomstig met de wet van 27.06.1921 [2], of voortaan overeenkomstig het nieuw wetboek van Vennootschappen en Verenigingen,
de trusts [3], fiducieën en
de met trusts en fiducieën vergelijkbare constructies bepaald door een koninklijk besluit [4].
Twee verplichtingen rusten op de informatieplichtigen:
a. Vooreerst moeten ze toereikende, accurate en actuele informatie over hun uiteindelijke begunstigde(n) identificeren en bewaren. De informatie wordt opgesomd in artikel 3 en 4 van het KB van 30.07.2018 en wordt kort behandeld in punt 1.4. van deze circulaire.
b. Vervolgens moeten zij via hun wettelijke vertegenwoordigers, de informatie met betrekking tot elk van hun uiteindelijk begunstigden aan het UBO-register overmaken.
Echter, beursgenoteerde vennootschappen die onderworpen zijn aan openbaarmakingsvereisten verenigbaar met het EU-recht of aan gelijkwaardige internationale normen die een adequate transparantie van de informatie met betrekking tot het eigenaarschap garanderen, zijn niet verplicht hun UBO's te identificeren en in het UBO-register te melden. Dochterondernemingen die direct of indirect voor 100 % in handen zijn door deze beursgenoteerde vennootschappen zijn eveneens vrijgesteld van deze verplichting. Andere filialen van beursgenoteerde vennootschappen dienen hun UBO('s) wel te identificeren.
Gelijklopend met de wet tegen het witwassen van geld legt het nieuwe Wetboek van vennootschappen en verenigingen (hierna WVV), op 01.05.2019 in werking getreden, in titel 8 van boek 1, de verplichting op aan vennootschappen en rechtspersonen om informatie betreffende hun UBO('s) te verzamelen, bewaren en over te maken aan het UBO-register.
Het toepassingsgebied van deze titel 8 heeft betrekking op alle vennootschappen en rechtspersonen die in het WVV worden besproken, met uitzondering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen. Bijgevolg worden alle vennootschappen, stichtingen, EESV's en (i)vzw's beoogd.
Het WVV verwijst in zijn art. 1:34 naar het begrip uiteindelijk begunstigde opgenomen in art. 4, 27°, a) en c) van de wet van 18.09.2017 (zie onderstaand punt 1.3.) en herneemt in art 1:35 de daarmee verband houdende verplichtingen die aan vennootschappen en rechtspersonen worden opgelegd, in het bijzonder de verplichting tot het verzamelen en bewaren van informatie (gelijkaardig met deze vermeld in art. 3 en 4 van het KB van 30.07.2018, zie onderstaand punt 1.4.) over de genoemde uiteindelijk begunstigden.
Voor meer informatie wordt doorverwezen naar de FAQ's opgesteld door de Algemene Administratie van de Thesaurie.
De uiteindelijke begunstigde ten aanzien waarvan informatie aan het UBO-register moet worden medegedeeld is de uiteindelijke begunstigde van vennootschappen of andere juridische entiteiten (informatieplichtigen). De term verwijst naar de persoon of personen die de uiteindelijke eigenaar is (zijn) van of zeggenschap heeft (hebben) over de informatieplichtige.
Het begrip uiteindelijk begunstigde varieert in functie van het type informatieplichtige meer bepaald naargelang het gaat om (a) een vennootschap, (b) een trust, een fiducie of een vergelijkbare constructie bepaald door koninklijk besluit of (c) een (internationale) vereniging zonder winstoogmerk of een stichting, met name:
a. Indien de informatieplichtige een in België opgerichte vennootschap is, zijn de uiteindelijk begunstigden:
De natuurlijke persoon of personen die rechtstreeks of onrechtstreeks een toereikend percentage van de stemrechten of van het eigendomsbelang in het kapitaal van deze vennootschap houdt/houden. Er bestaat een indicatie van een toereikend percentage wanneer:
* een natuurlijk persoon meer dan 25 % van de aandelen of meer dan 25 % van het kapitaal van de vennootschap aanhoudt
* een natuurlijke persoon, alleen of samen met anderen, zeggenschap heeft over een vennootschap die zelf meer dan 25 % van de aandelen of meer dan 25 % van het kapitaal van een vennootschap aanhoudt
* een natuurlijke persoon, alleen of samen met anderen, zeggenschap heeft over meerdere vennootschappen die samen meer dan 25 % van de aandelen of meer dan 25 % van het kapitaal van de vennootschap aanhouden.
Eén of meerdere natuurlijke perso(o)n(en) die zeggenschap uitoefent/uitoefenen over deze vennootschap via andere middelen. Het uitoefenen van controle 'via andere middelen' kan met name worden vastgesteld in overeenstemming met de criteria bepaald in artikel 22, § 1 tot 5 van de richtlijn 2013/34/EU. Ter illustratie behoort tot deze categorie de natuurlijke persoon die feitelijke zeggenschap uitoefent over de vennootschap of die het recht heeft om de meerderheid van de leden van het bestuurs-, beleids- of toezichthoudend orgaan van die vennootschap te benoemen of te ontslaan.
Indien geen enkele van de hierboven bedoelde personen kan worden geïdentificeerd of indien er enige twijfel bestaat of de geïdentificeerde persoon of personen de uiteindelijke begunstigde is of zijn, is de uiteindelijke begunstigde de persoon of personen die tot het hoger leidinggevend personeel behoort/behoren. Dit wil zeggen diegene die in de praktijk de meest beslissende invloed uitoefent/uitoefenen op het beheer van de vennootschap.
Een cascadetest dient te achterhalen welke uiteindelijke begunstigden moeten worden opgenomen in het UBO-register.
Indien de natuurlijke persoon waarop de test betrekking heeft niet direct of indirect beschikt over een toereikend percentage stemrechten of een toereikende deelname in het kapitaal van deze vennootschap (d.w.z. de 1ste categorie van UBO voor de vennootschappen), dient de informatieplichtige te analyseren of deze persoon via andere middelen over zeggenschap over de vennootschap beschikt (d.w.z. de 2de categorie van UBO voor vennootschappen).
Het feit dat een UBO wordt geïdentificeerd als behorend tot de 1ste of 2de categorie heeft geen invloed op de toepassing van dezelfde test op een andere persoon die tot één van de eerste twee categorieën zou kunnen behoren.
De informatieplichtige zal enkel de derde categorie kunnen kiezen als geen enkele UBO die tot één van de eerste twee categorieën behoort, kan worden geïdentificeerd of indien er enige twijfel bestaat of de geïdentificeerde persoon of personen de uiteindelijke begunstigde(n) is (zijn). In dat geval moet de informatieplichtige zich ervan verzekeren dat hij kan bewijzen dat de nodige stappen zijn genomen om de UBO's van de eerste twee categorieën te identificeren.
b. Indien de informatieplichtige een trust, fiducie of gelijkaardige juridische constructie bepaald bij koninklijk besluit is, zijn de uiteindelijk begunstigden:
de oprichter(s);
de fiduciebeheerder(s) of trustee(s);
de eventuele protector(s);
de begunstigden, of wanneer ze nog niet werden aangeduid, de categorie van natuurlijke personen in wiens hoofdzakelijk belang de fiducie of de trust werd opgericht of werkzaam is. Indien één of meerdere natuurlijke personen met name worden genoemd in de statuten, of op een andere manier worden aangewezen door het bestuursorgaan van de trust of van een andere soortgelijke juridische constructie (bijvoorbeeld in een 'letter of intent' bij een trust), dienen deze personen individueel te worden geregistreerd in het UBO-register. Indien geen enkele persoon met name werd aangewezen, zal het de algemene categorie of categorieën van uiteindelijke begunstigde zijn, zoals beschreven in de statuten, die geregistreerd moet(en) worden;
elke andere natuurlijke persoon die wegens het feit dat hij directe of indirecte eigenaar is of via andere middelen, het uiteindelijke zeggenschap uitoefent over de fiducie, de trust of een gelijkgestelde constructie.
c. Indien de informatieplichtige een (i)vzw of een stichting is, zijn de uiteindelijk begunstigden:
de personen die lid zijn van de raad van bestuur;
de personen die gemachtigd zijn de vereniging te vertegenwoordigen;
de personen belast met het dagelijks bestuur;
de stichters van een stichting;
de natuurlijke personen of, wanneer deze personen nog niet werden aangeduid, de categorie van natuurlijke personen in wiens hoofdzakelijk belang de (internationale) vereniging zonder winstoogmerk of stichting werd opgericht of werkzaam is. Wanneer een natuurlijk persoon of meerdere natuurlijke personen met name worden genoemd in de statuten van de (i)vzw of stichting als persoon in wiens hoofdzakelijk belang de i(vzw) of stichting werkzaam is, dienen deze personen individueel te worden geregistreerd in het UBO-register. Het kan gaan over de perso(o)n(en) waarvoor het doel van de stichting of vereniging zonder winstoogmerk voorziet in een ondersteuning, voordeel, hulp, enz. Indien geen enkele persoon met name werd aangewezen, zal het de algemene categorie of categorieën van uiteindelijke begunstigde zijn, zoals beschreven in de statuten van de (i)vzw of stichting, die geregistreerd moet(en) worden;
elke andere natuurlijke persoon die via andere middelen uiteindelijke zeggenschap uitoefent over de (i)vzw of stichting [5].
Het basisprincipe is dat de categorieën uiteindelijk begunstigden van (i)vzw's, stichtingen, trusts, fiducieën of aan trusts en fiducieën gelijkaardige constructies cumulatief zijn. De informatieplichtigen moeten daarom in het UBO-register alle personen die als uiteindelijk begunstigden worden beschouwd evenals de categorie van uiteindelijk begunstigde vermelden waartoe zij behoren. Iedere persoon die behoort tot één van deze categorieën dient te worden opgenomen in het UBO-register ongeacht of andere personen reeds werden opgenomen in dezelfde of een andere categorie. Als een persoon tot meerdere categorieën behoort, is het noodzakelijk om aparte registraties per categorie uit te voeren.
1.4. Welke informatie is beschikbaar in het UBO-register?
a. Algemeenheden
De door de informatieplichtige te verstrekken gegevens zijn afhankelijk al naargelang men wordt geconfronteerd met (1) een vennootschap, (2) een (internationale) vereniging zonder winstoogmerk of stichting, of (3) een trust, een fiducie of een aan trusts en fiducieën gelijkgestelde constructie bepaald door een koninklijk besluit. De artikelen 3 en 4 van het KB van 30.07.2018 bepalen de informatie die in het UBO-register moet worden opgenomen.
In het algemeen zullen de informatieplichtigen de volgende informatie moeten verstrekken voor elk van hun uiteindelijke begunstigden:
naam en voornaam;
geboortedatum (dag, maand en jaar);
nationaliteit(en);
volledig verblijfsadres;
de datum waarop hij/zij uiteindelijk begunstigde is geworden;
identificatienummer van het Rijksregister van natuurlijke personen of van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid en, in voorkomend geval, elk vergelijkbaar identificatiemiddel dat wordt afgeleverd door de staat waar hij/ zij verblijft of waarvan hij onderdaan is;
de categorie(ën) van UBO waartoe hij/zij behoort.
Bijkomende informatie dient te worden verstrekt aan het UBO-register indien de informatieplichtige een vennootschap is:
Voor de uiteindelijk begunstigden die over aandelen of stemrechten beschikken in de vennootschap, moet worden aangegeven of het om een alleenstaande of gegroepeerde uiteindelijke begunstigde gaat [6].
Er moet worden aangegeven of het gaat om een directe of indirecte uiteindelijke begunstigde en, ingeval het om een indirecte uiteindelijk begunstigde gaat, het aantal tussenpersonen en ook voor elk van hen de volledige identificatiegegevens.
De omvang van het daadwerkelijke belang dat in de informatieplichtige wordt gehouden moet ook worden aangegeven, met name:
* In het geval van een rechtstreekse uiteindelijk begunstigde en wanneer de zeggenschap resulteert uit de eigendom van de aandelen of stemrechten, het percentage van de aandelen of stemrechten in de informatieplichtige;
* In het geval van een onrechtstreekse uiteindelijk begunstigde en wanneer de zeggenschap resulteert uit de onrechtstreekse eigendom van de aandelen of stemrechten in de informatieplichtige, de gewogen percentages van de aandelen of stemrechten in de informatieplichtige.
Met betrekking tot trusts en fiducieën dient de informatie enkel in het UBO-register te worden opgenomen indien:
de informatieplichtige (trustee of fiduciebeheerder) in België is gevestigd, gedomicilieerd of er verblijft;
de maatschappelijke zetel, voornaamste inrichting, zetel van bestuur of beheer van de informatieplichtige in België is gevestigd;
de informatieplichtige niet in een lidstaat is gevestigd, gedomicilieerd of er verblijft of zijn maatschappelijke zetel, voornaamste inrichting, zetel van bestuur of beheer niet in een lidstaat is gevestigd en, als trustee of fiduciebeheerder, een zakelijke relatie aangaat of een onroerend goed verwerft in België in naam van de trust.
Aangezien er naar Belgisch recht geen trusts of fiducieën bestaan, kan het luik 'trusts' of 'fiducieën' alléén buitenlandse trusts of fiducieën bevatten.
Met betrekking tot een vereniging zonder winstoogmerk, een internationale vereniging zonder winstoogmerk of een stichting moet ook medegedeeld worden of het om een alleenstaande of gegroepeerde UBO gaat.
Voor bijkomende informatie over het begrip afzonderlijke of gegroepeerde uiteindelijk begunstigde, over het begrip directe of indirecte uiteindelijk begunstigde en over de beschikbare informatie in het UBO-register verwijzen we u naar de FAQ's opgesteld door de Algemene Administratie van de Thesaurie.
b. Bijzonderheden
Onder bepaalde voorwaarden kunnen uiteindelijk begunstigden van een afwijking genieten zodat de in het UBO-register opgenomen gegevens die op hen betrekking hebben volledig of gedeeltelijk worden verborgen. Deze afwijking heeft enkel betrekking op de zichtbaarheid van de opgenomen gegevens en in geen geval op de aangifteverplichting van deze gegevens.
De informatie die wordt verborgen na het verkrijgen van de afwijking blijft echter zichtbaar voor de bevoegde overheden en blijft bijgevolg beschikbaar voor raadpleging door de FOD Financiën.
De informatieplichtige is verplicht om de uiteindelijke begunstigde(n) op de hoogte te stellen van elke inschrijving in het UBO-register. De Algemene Administratie van de Thesaurie moet eveneens een kennisgeving sturen via het Myminfin-portaal en eBox. Elke persoon ingeschreven in het UBO-register zal eveneens door de Algemene Administratie van de Thesaurie worden geïnformeerd over zijn inschrijving indien zijn e-mailadres erin wordt vermeld.
Voor bijkomende informatie over deze punten verwijzen we u naar de FAQ's opgesteld door de Algemene Administratie van de Thesaurie.
1.5. Wanneer moeten de gegevens worden opgenomen in het UBO-register?
Mededeling van de informatie en van hun wijzigingen
Hoewel het koninklijk besluit op 31.10.2018 in werking is getreden, wordt een termijn toegekend die op 30.09.2019 verstrijkt om de informatieplichtigen in staat te stellen hun UBO's te registreren (zie ook punt 1.8.). De gegevens met betrekking tot uiteindelijk begunstigden in het UBO-register moeten toereikend, accuraat en actueel zijn. Elke wijziging van informatie, die al is opgenomen in het register, moet binnen de maand worden meegedeeld.
Jaarlijkse verplichting tot bevestiging van de informatie
Bovendien dienen de informatieplichtigen jaarlijks te bevestigen dat de informatie opgenomen in het UBO-register toereikend, accuraat en actueel is. Indien dit niet het geval is, moet de informatie bijgewerkt worden. De termijn van één jaar, na afloop waarvan de in het UBO-register opgenomen gegevens moeten worden bevestigd, begint te lopen vanaf de laatste in het UBO-register aangebrachte wijziging. Deze termijn valt dus niet noodzakelijkerwijs samen met het kalenderjaar.
Een automatische herinnering wordt een maand voor de deadline verstuurd via MyMinFin of eBox.
1.6. Wie heeft toegang tot het UBO-register?
De gegevens opgenomen in het UBO-register mogen worden geconsulteerd door:
de bevoegde overheden bedoeld in artikel 2, 17° van KB van 30.07.2018. Op basis hiervan zal het register met name door de fiscale overheid kunnen worden geraadpleegd;
de onderworpen entiteiten bedoeld in artikel 5 van de wet van 18.09.2017 handelend in het kader van de uitvoering van hun verplichting inzake waakzaamheid ten aanzien van cliënten. Deze entiteiten krijgen toegang tot alle gegevens opgenomen in het UBO-register maar dergelijke toegang is betalend;
elk lid van het grote publiek wanneer de informatieplichtige een vennootschap is. Deze toegang wordt beperkt tot een bepaalde hoeveelheid informatie en is betalend;
eenieder die een legitiem belang aantoont wanneer de informatieplichtige een (i)vzw, stichting, trust, fiducie of een andere aan trusts en fiducieën vergelijkbare constructie is. Deze toegang wordt beperkt tot een bepaalde hoeveelheid informatie en is betalend;
eenieder die een schriftelijk verzoek indient bij de Thesaurie, voor (i)vzw's, stichtingen, trusts, fiducieën en soortgelijke juridische constructies die een onderneming, (i)vzw of stichting controleren. Deze toegang wordt beperkt tot bepaalde informatie en is betalend.
In het geval van een vennootschap waarvan een tussenliggende entiteit een (i)vzw, stichting, trust, fiducie of soortgelijke juridische constructie is, zijn de UBO's van deze entiteiten toegankelijk voor personen die een rechtmatig belang aantonen.
De UBO's zullen de mogelijkheid hebben om kennis te nemen van alle overheden, instellingen en personen die gedurende de laatste zes maanden zijn/haar gegevens heeft geraadpleegd of bijgewerkt, met uitzondering van de gegevens van de bestuurlijke en gerechtelijke overheden die belast zijn met de opsporing en bestraffing van misdrijven. De raadpleging van de gegevens in het register wordt geregistreerd en gedurende tien jaar bewaard.
De uiteindelijk begunstigden met een Belgische eID-kaart kunnen eveneens de op hun naam geregistreerde informatie in het UBO-register raadplegen.
Een buitenlandse UBO zonder eID kan een verzoek om informatie indienen bij de Thesaurie via ubobelgium@minfin.fed.be.
1.7. Administratieve sanctie in geval van niet-aangifte of wanneer de gegevens niet van goede kwaliteit zijn
Indien de informatieplichtigen de Algemene Administratie van de Thesaurie geen gegevens over hun uiteindelijke begunstigden meedelen of indien de medegedeelde informatie gebreken vertoont in de kwaliteit van de gegevens, kan de minister van Financiën administratieve boetes opleggen van 250 tot 50.000 euro. Deze boetes worden opgelegd aan de bestuurders en, in voorkomend geval, aan een of meer leden van het wettelijk orgaan van de voor de informatieplichtige verantwoordelijke personen, hun beheerscomité en aan personen die, bij ontstentenis van een beheerscomité, deelnemen aan hun effectief beleid.
Krachtens art. 1:36 WVV zullen de leden van het bestuursorgaan worden gestraft met een boete van 50 tot 5.000 euro die de formaliteiten voorzien in art. 1:35, 1ste en 2de lid, WVV niet binnen de in dit artikel gestelde termijn vervullen.
1.8. Inwerkingtreding van het KB van 30.07.2018
De inwerkingtreding van het KB van 30.07.2018 betreffende de werkingsmodaliteiten van het UBO-register werd vastgelegd op 31.10.2018.
Betreffende de eerste mededelingen hebben de informatieplichtigen echter tot 30.09.2019 de tijd om voor het eerst informatie over hun uiteindelijke begunstigde(n) mee te delen. De FOD Financiën zal tot 31.12.2019 geen sancties opleggen.
2. Raadpleging van het UBO-register door ambtenaren belast met de vestiging van de inkomstenbelastingen
2.1. Ambtenaren van de AAFisc en de AABBI die het UBO-register kunnen raadplegen
Artikel 322, § 1, WIB 92, voorziet dat de administratie, wat een bepaalde belastingplichtige betreft, het UBO-register mag raadplegen om de juiste heffing van de belasting te verzekeren. Deze raadpleging mag slechts worden uitgevoerd door een ambtenaar met een hogere titel dan die van attaché, dit wil zeggen door een ambtenaar met ten minste de titel van adviseur.
2.2. Toegangsmodaliteiten tot het UBO-register
Krachtens artikel 8 van KB van 30.07.2018 en artikel 2 van KB van 12.05.2019, moeten de Administrateurs-generaal van de AAFisc en de AABBI een toegangsaanvraag tot het UBO-register indienen bij de Administratie van de Thesaurie. In deze aanvraag moet de persoon vermeld worden die verantwoordelijk zal zijn voor het beheer van de toegang tot het register voor zijn Algemene Administratie. Na goedkeuring van deze aanvraag door de Administratie van de Thesaurie, zal de toegangsbeheerder de ambtenaren van hun administratie rechtstreeks toegang verlenen.
Ter herinnering: slechts ambtenaren met een hogere titel dan die van attaché kunnen door hun beheerder worden gemachtigd om toegang te krijgen tot het UBO-register.
Overeenkomstig art. 15, § 1 van KB van 30.07.2018 ziet de Algemene Administratie van de Thesaurie erop toe dat de raadpleging van het register gebeurt zonder dat de betrokken informatieplichtige(n) of uiteindelijke begunstigde(n) daarvan worden verwittigd.
Krachtens art. 15, § 2 van het KB van 30.07.2018 wordt elke raadpleging van het register door de Algemene Administratie van de Thesaurie geregistreerd en bewaard gedurende 10 jaar.
2.3. Inwerkingtreding
De wijzigingen van artikel 322, 1ste lid, WIB 92, die de administratie toelaat om het UBO-register te raadplegen met het oog op de juiste heffing van de belasting te verzekeren treden in werking op 09.04.2018, d.w.z. de 10de dag volgend op de datum van publicatie in het Belgisch Staatsblad.
Het koninklijk besluit van 12.05.2019 ter uitvoering van artikel 322, § 1, 2de lid, WIB 92, tot vaststelling van de voorwaarden en modaliteiten van de raadpleging van het register van uiteindelijk begunstigden treedt in werking op 07.06.2019, d.w.z. de 10de dag volgend op de datum van publicatie in het Belgisch Staatsblad.
B. Internationale uitwisseling van inlichtingen gehouden in het UBO-register: toevoeging van paragraaf 24/1 aan artikel 338, WIB 92 (artikel 84, wet van 26.03.2018)
I. Wettekst
Artikel 84, wet van 26.03.2018 betreffende de versterking van de economische groei en de sociale cohesie (BS 30.03.2018):
“In artikel 338 van hetzelfde Wetboek, vervangen door de wet van 17 augustus 2013 en gewijzigd bij de wet van 31 juli 2017, wordt een paragraaf 24/1 ingevoegd, luidende :
“§ 24/1. De Belgische bevoegde autoriteit bezorgt de buitenlandse belastingautoriteiten op verzoek de gegevens die worden gehouden in het register van de uiteindelijke begunstigden, genaamd UBO-register, gehouden binnen de Algemene Administratie van de Thesaurie en opgericht bij artikel 73 van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten, evenals de AML-mechanismen, -procedures, -documenten en -inlichtingen bedoeld in de artikelen 13, 30, 31 en 40 van de Richtlijn 2015/849/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening nr. 648/2012/EU van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie.”"
II. Bespreking
1. Artikel 338, § 24/1, WIB 92
Artikel 84 van de wet van 26.03.2018 zet artikel 1 van de richtlijn 2016/2258/EU [7] om in Belgisch intern recht, door paragraaf 24/1 toe te voegen aan artikel 338, WIB 92.
Artikel 1 van de richtlijn 2016/2258/EU voegt lid 1bis toe aan artikel 22 van de geconsolideerde richtlijn 2011/16/EU en voorziet in de toegang tot en de uitwisseling van antiwitwasinlichtingen, -procedures, -documenten en -mechanismen tussen de belastingautoriteiten van de EU-lidstaten. De uitwisseling van deze inlichtingen gebeurt op verzoek.
Deze uitwisseling stelt o.a. belastingautoriteiten van EU-lidstaten in staat erop toe te zien, te bevestigen en te controleren dat de financiële instellingen de zorgvuldigheidsregels voor inlichtingen over financiële rekeningen, die omschreven worden in bijlage I van de geconsolideerde richtlijn 2011/16/EU, naar behoren toepassen. Deze regels stellen dat wanneer de rekeninghouder een entiteit is, financiële instellingen onder bepaalde voorwaarden door die structuur heen moeten kijken en de uiteindelijk begunstigden ervan correct moeten identificeren en rapporteren.
De internationale uitwisseling van antiwitwasinlichtingen, -procedures, -documenten en -mechanismen zorgt ervoor dat belastingautoriteiten beter zijn gewapend om hun taken bij het toezicht op de correcte toepassing van de geconsolideerde richtlijn 2011/16/EU te vervullen en om belastingontduiking en -fraude doeltreffender te bestrijden.
2. Internationale uitwisseling van inlichtingen over uiteindelijke begunstigden
Inlichtingen over uiteindelijke begunstigden kunnen op verzoek internationaal uitgewisseld worden.
Een verzoek van een buitenlandse belastingadministratie aan de Belgische bevoegde autoriteit om inlichtingen over uiteindelijke begunstigden te verstrekken, moet gesteund zijn op:
de richtlijn 2011/16/EU van de raad van 15.02.2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van richtlijn 77/799/EEG, of
de bepalingen inzake de uitwisseling van inlichtingen op verzoek die opgenomen zijn in een door België gesloten en van toepassing zijnde bilateraal of multilateraal belastingverdrag of -overeenkomst en waarbij de voorwaarde van wederkerigheid voldaan is.
Wanneer de Belgische bevoegde autoriteit van een buitenlandse belastingadministratie een rechtmatig verzoek ontvangt om inlichtingen over uiteindelijke begunstigden te verstrekken, zal de Belgische bevoegde autoriteit zich in eerste instantie richten tot het UBO-register.
De Belgische bevoegde autoriteit kan het UBO-register raadplegen op basis van:
artikel 322, § 1, WIB 92 en het KB van 12.05.2019 tot uitvoering van artikel 322, § 1, tweede lid,
artikel 2, 17° en artikel 6 van KB van 30.07.2018 betreffende de werkingsmodaliteiten van het UBO-register.
Wanneer de belastingadministratie van een EU-lidstaat de inlichtingen over uiteindelijke begunstigden verzoekt, kunnen deze inlichtingen vervolgens op basis van artikel 338, § 24/1, WIB 92, uitgewisseld worden.
Wanneer het verzoek afkomstig is van de belastingadministratie van een derde land (niet-EU-lidstaat), met wie er een wettelijke basis bestaat voor de uitwisseling van inlichtingen op verzoek en er aan de voorwaarde van wederkerigheid voldaan wordt, kan de Belgische bevoegde autoriteit inlichtingen over uiteindelijke begunstigden uitwisselen op basis van de reeds bestaande en geratificeerde bi- en multilaterale akkoorden die een uitwisseling van inlichtingen op verzoek mogelijk maken.
Gelet op de wederkerigheid maken deze rechtsgronden het ook mogelijk voor de Belgische belastingdiensten om, via de Belgische bevoegde autoriteit, inlichtingen over uiteindelijke begunstigden te verzoeken aan partnerlanden. Deze uitwisseling op verzoek volgt de modaliteiten die voorzien zijn voor de uitwisseling van inlichtingen op verzoek. Voor de uitwisseling van inlichtingen op verzoek met EU-lidstaten werden de modaliteiten bepaald in art. 338, § 5, WIB 92. Voor niet-EU-lidstaten gelden de bepalingen over de uitwisseling van inlichtingen op verzoek die opgenomen zijn in een door België gesloten en van toepassing zijnde bilateraal of multilateraal belastingverdrag of -overeenkomst.
[1] Deze bepaling werd nog gewijzigd na de wet van 26.03.2018. Deze wijzigingen maken niet het voorwerp uit van deze circulaire.
[2] Wet van 27.06.1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen, BS 01.07.1921.
[3] Enkel de express trust wordt beoogd, met name de trust opgericht door de bewuste wilsuiting van de oprichter (art 4, 26° W. 18.09.2017), Cf. Parl.St. 2566/01, blz. 101. Trusts opgericht door een rechtelijke beslissing worden niet beoogd.
[4] Als antwoord op de parlementaire vraag nr. 2.420 gesteld door parlementslid Roel Deseyn op 26.10.2018 heeft de minister van Financiën verklaard dat entiteiten die kunnen worden beschouwd als gelijkgesteld aan trusts en fiducieën niet verplicht zijn hun uiteindelijke begunstigden te registeren tot dat er een koninklijk besluit wordt aangenomen dat bepaalt welke entiteiten moeten worden beschouwd als entiteiten die vergelijkbaar zijn met trusts.
[5] Deze categorie is een restcategorie, d.w.z. dat zij éénieder beoogt die niet in de andere categorieën zou worden aangegeven en die in feite de mogelijkheid heeft om de vereniging te controleren (bv. hij vertegenwoordigt de vereniging of neemt beslissingen in naam en voor rekening van de vereniging), ook al wordt deze bevoegdheid niet gepubliceerd. Overheidsinstanties of -instellingen mogen echter niet onder deze restcategorie vallen. De administratieve autoriteiten of hun vertegenwoordigers zijn geen uiteindelijk begunstigden die onder deze categorie in het UBO-register moeten worden vermeld.
[6] Een UBO is 'alleenstaand' indien deze op een autonome wijze voldoet aan de voorwaarden van de definitie van uiteindelijke begunstigde.
Een UBO wordt 'gegroepeerd' beschouwd indien, in rechte of in feite, in overleg met andere personen wordt gehandeld, om zo samen de zeggenschap over de informatieplichtige uit te oefenen. Alle personen die deel uitmaken van de gegroepeerde UBO dienen dus opgenomen te worden in het register.
[7] Richtlijn 2016/2258/EU van de raad van 06.12.2016 tot wijziging van richtlijn 2011/16/EU wat betreft toegang tot antiwitwasinlichtingen door belastingautoriteiten (DAC5).
Gerelateerd
Antiwitwas: wijzigingen aan de toegang tot het UBO-register en voornaamste lessen uit de studienamiddag
Camille Luxen, Attaché Juridische zaken IBR
Een geval uit de rechtspraak van de Gegevensbeschermingsautoriteit