16 januari 2023

Olivier Macq, bedrijfsrevisor & voorzitter IREFI

 

Op 29 november 2022 verscheen een artikel in De Tijd waarin melding werd gemaakt van het risico van greenwashing en met name van het feit dat sommige instellingen en fondsen, die zich presenteren als zeer duurzaam en "donkergroen", ook investeren in bedrijven die als vervuilend kunnen worden beschouwd.

Naar aanleiding van dit artikel heeft het IBR al gereageerd door te specificeren dat de audit van duurzaamheidsinformatie noodzakelijk is en dat de revisoren (in dit geval erkend door de toezichthoudende autoriteiten voor de audit van financiële instellingen) zich bereid tonen om in het kader van hun maatschappelijke rol een externe blik op deze materie te werpen.

Op 10 maart 2021 is de Europese Sustainable Finance Disclosure Regulation (SFDR) over duurzaamheidsrapportage in de financiëledienstensector in werking getreden. Het doel van de verordening is de transparantie-eisen voor degenen die bepaalde financiële producten op de markt brengen of daarover adviseren, te harmoniseren en aan te scherpen. Zij moeten informatie publiceren over het algemene beleid dat zij bij hun beleggingsbeslissingen of adviesverlening voeren, alsmede productinformatie, met name over producten met niet-financiële kenmerken.

Met betrekking tot informatie over financiële producten die onder de verordening vallen, zijn financiëlemarktdeelnemers verplicht in de precontractuele documentatie informatie op te nemen over de overweging van duurzaamheidsrisico's en de mogelijke gevolgen daarvan voor de rendabiliteit van het product. Wanneer financiëlemarktdeelnemers van oordeel zijn dat deze risico's niet relevant zijn voor het product, nemen zij in hun precontractuele documentatie een duidelijke en beknopte uitleg op van de redenen voor deze beoordeling.

Uiterlijk op 30 december 2022 geven financiëlemarktdeelnemers die informatie over negatieve duurzaamheidseffecten in hun beleggingsbeslissing publiceren, in de precontractuele informatie onder meer aan of in hun producten rekening wordt gehouden met deze bovengenoemde belangrijke effecten.

Voorts onderscheidt de SFDR twee soorten producten op basis van niet-financiële kenmerken:

  • Producten die ecologische of sociale kenmerken bevorderen, maar daar niet het hoofddoel van maken (zogenaamde "artikel 8-producten");
  • Producten met een duurzame beleggingsdoelstelling (zogenaamde "artikel 9"-producten).

De huidige moeilijkheid ligt in het feit dat de verordening in dit stadium geen duidelijke methode biedt voor een homogene indeling van de producten. Verwacht wordt dat de specifieke informatievereisten voor deze twee soorten producten ook in toekomstige technische uitvoeringsnormen zullen worden gespecificeerd. Deze situatie is dus een bron van interpretatieverschillen.

In dit verband heeft het IRE aangegeven dat het belangrijk is dat het kader wordt verduidelijkt en ook dat de industrie bereid is waarde toe te voegen, met name door specifieke procedures uit te voeren zodra het kader is verduidelijkt.

Gerelateerd

De zaak Shell: Pyrrusoverwinning of salomonsoordeel?

Arie Van Hoe, advocaat-vennoot Janson

Aanneming van de CSRD-richtlijn door de Kamer van Volksvertegenwoordigers: de omzetting is er eindelijk!

Clément De Bruyn, Junior advisor regelgeving IBR

CSRD-lexicon

Stéphanie Quintart, senior advisor regelgeving IBR