5 september 2024

Op 29 juli 2024 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie in zijn arrest (ECLI:EU:C:2024:642) volgend op een prejudiciële vraag van het Italiaanse Corte suprema di cassazione de regel vervat in artikel 137.3, al. 2 van de Coördinatierichtlijn Vennootschapsrecht geïnterpreteerd.

Naar Belgisch recht is deze bepaling omgezet in artikel 12:60, tweede lid van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV) dat luidt als volgt:

Wanneer een gedeelte van de passiva van het vermogen niet in het splitsingsvoorstel wordt toebedeeld en interpretatie van dit voorstel geen uitsluitsel geeft over de verdeling ervan, zijn alle verkrijgende vennootschappen daarvoor hoofdelijk aansprakelijk”.

Vereenvoudigd samengevat komt de casus erop neer dat de gesplitste vennootschap vóór de splitsing verantwoordelijk was voor milieuschade. Deze schade wordt echter pas duidelijk na de splitsing. De vraag werd gesteld of deze aansprakelijkheid, die op het ogenblik van de splitsing nog niet vaststaand was, ook onder voornoemde regel van hoofdelijke aansprakelijkheid valt.

Het Hof beantwoordt dit – niet verrassend – bevestigend. De regel moet aldus worden uitgelegd dat:

de in deze bepaling geformuleerde regel van hoofdelijke aansprakelijkheid van de verkrijgende vennootschappen niet alleen van toepassing is op het vaststaande gedeelte van de passiva van het vermogen dat niet is toegescheiden in het splitsingsvoorstel, maar ook op de niet-vaststaande bestanddelen, zoals saneringskosten en milieuschade die na de betrokken splitsing zijn vastgesteld, geraamd en geconsolideerd, voor zover zij het gevolg zijn van gedragingen van de gesplitste vennootschap die dateren van vóór de splitsing.”

Deze interpretatie is niet beperkt tot milieuschade, maar dient te worden toegepast op alle latente schulden die het gevolg zijn van gedragingen van de gesplitste vennootschap die dateren van vóór de splitsing. Prof. dr. J. Vananroye [1] leest het arrest zo dat ook wie nog geen schuldeiser was op het ogenblik van de splitsing (bv. omdat de schade zich nog niet had gerealiseerd), een beroep kan doen op de hoofdelijkheidsregel zolang het schadeveroorzakend handelen dateert van vóór de splitsing.

Art. 12:60 WVV dient in het licht van het besproken arrest te worden geïnterpreteerd, zonder dat er wijzigingen noodzakelijk zijn aan deze bepaling. Merk op dat België geen gebruik maakt van de mogelijkheid die de Richtlijn voorziet om deze aansprakelijkheid te beperken tot aan elke verkrijgende vennootschap toegewezen nettoactief.


[1] Dit artikel werd ontleend aan een artikel van Prof. dr. Joeri Vananroye weergegeven op de blog Corporate Finance Lab,  Hoofdelijke aansprakelijkheid van de verkrijgende vennootschappen na splitsing – HvJ 29 juli 2024 en de lessen voor het Belgisch recht – Corporate Finance Lab

Gerelateerd

Arrest Hof van Cassatie van 23 mei 2024: hoe een uitkering binnen de wettelijke kwantitatieve beperkingen toch een kennelijk grove fout kan uitmaken

Steven De Blauwe, senior advisor regelgeving IBR