18 december 2020
Deze verplichting is terug te vinden in het WVV en het Wetboek van economisch recht (WER). Het WVV heeft betrekking op de bedrijfsrevisor in zijn hoedanigheid van commissaris en op het bestuursorgaan.
Artikel XX.23, § 3 WER bevat een gelijkaardige bepaling die de economische beroepsbeoefenaars, waaronder de bedrijfsrevisoren beoogt “in de uitoefening van hun opdracht”, ongeacht of dit een wettelijke dan wel een contractuele opdracht betreft. Bedrijfsrevisoren moeten zich bewust zijn van het fundamenteel onderscheid naargelang zij optreden als commissaris dan wel als bedrijfsrevisor.
De uitdaging voor de bedrijfsrevisor zal erin bestaan op korte termijn afdoende inzicht te verwerven in de financiële toestand van de onderneming teneinde gebeurlijke gewichtige en overeenstemmende feiten te identificeren. Als commissaris zal hij kunnen terugvallen op zijn opgebouwde kennis van de klant, op bestaande en beproefde communicatielijnen met het management, enz.
Sinds de inwerkingtreding van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen is de procedure van artikel 3:69 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (hierna “WVV”) zonder onderscheid van toepassing op vennootschappen, verenigingen en stichtingen met rechtspersoonlijkheid.
Dit advies heeft tot doel: